In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik, verweerder. Eiseres had een last onder dwangsom opgelegd gekregen wegens overtreding van geluidsvoorschriften die waren opgenomen in maatwerkvoorschriften. De last hield in dat eiseres een dwangsom van € 1.500,00 per overtreding zou moeten betalen, met een maximum van € 12.000,00, zolang de overtreding voortduurde. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet in staat was om aan de geluidsnormen te voldoen, ondanks dat zij maatregelen had aangekondigd om de geluidsemissies te reduceren. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid de last onder dwangsom had kunnen opleggen, omdat er geen concrete aanwijzingen waren dat eiseres niet aan de opgelegde last kon voldoen. Eiseres had onvoldoende onderbouwd dat zij niet in staat was om de geluidsnormen na te leven en had ook geen tijdig akoestisch onderzoek overgelegd.
De rechtbank concludeerde dat de begunstigingstermijn van tien weken die aan de last was verbonden, voldoende was om de overtredingen te beëindigen. Eiseres had vanaf juli 2016 op de hoogte moeten zijn van de noodzaak om maatregelen te treffen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.