ECLI:NL:RBNHO:2018:2136

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 655
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs ongeldigverklaring alcoholmisbruik

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 maart 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.J. van 't Hoff, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, dat zijn rijbewijs ongeldig had verklaard vanwege alcoholmisbruik. De verzoeker stelde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werkzaamheden en vroeg de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen totdat er in de hoofdzaak een onherroepelijke uitspraak zou zijn gedaan.

De voorzieningenrechter overwoog dat het rijbewijs van verzoeker op 14 december 2017 van rechtswege zijn geldigheid had verloren, en dat schorsing van het bestreden besluit niet zou leiden tot het onmiddellijk verkrijgen van een geldig rijbewijs. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening, omdat het verkrijgen van een nieuw rijbewijs afhankelijk was van een nieuw psychiatrisch onderzoek, dat niet kon worden omzeild door schorsing van het besluit. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de psychiatrische rapportage in de beoordeling van de geschiktheid van de verzoeker om een motorrijtuig te besturen, en bevestigt dat de voorzieningenrechter niet kan oordelen over de inhoud van deze rapportage zonder aanvullend onderzoek. De uitspraak is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 18/655
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 8 maart 2018 in de zaak tussen

[verzoeker]

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. J.J. van 't Hoff
en

de Directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers rijbewijs vanaf 23 januari 2018 ongeldig verklaard voor alle categorieën.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2018. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Aan verzoeker is bij besluit van 22 augustus 2017 een onderzoek naar zijn geschiktheid opgelegd omdat hij in de afgelopen vijf jaar drie keer is aangehouden op verdenking van alcoholgebruik als bestuurder van een motorrijtuig, de laatste keer op 3 augustus 2017. Het onderzoek naar de geschiktheid heeft plaatsgehad op 28 oktober 2017. Verweerder heeft aan het bestreden besluit de van dit onderzoek opgemaakte psychiatrische rapportage ten grondslag gelegd. Daarin heeft de psychiater geconcludeerd dat bij verzoeker sprake is van misbruik van alcohol in ruime zin en dat dit misbruik op de onderzoeksdatum nog niet was gestopt. Verweerder acht verzoeker daarom ongeschikt voor het besturen van motorrijtuigen.
4. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om het bestreden besluit te schorsen totdat in de hoofdzaak onherroepelijk uitspraak is gedaan. Hij stelt spoedeisend belang te hebben bij deze voorziening omdat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor het verrichten van zijn werkzaamheden.
5. Vast staat dat het rijbewijs van verzoeker op 14 december 2017, dus voorafgaand aan het bestreden besluit, van rechtswege zijn geldigheid heeft verloren voor alle categorieën. Verzoeker dient bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs aan te tonen dat hij beschikt over de rijvaardigheid en de lichamelijke en geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van een motorrijtuig. Zoals ter zitting besproken kan schorsing van het bestreden besluit er dan ook niet toe leiden dat verzoeker onmiddellijk weer in het bezit wordt gesteld van een geldig rijbewijs.
6.1.
Verzoeker stelt echter nog steeds spoedeisend belang te hebben bij de gevraagde voorziening, omdat schorsing van het bestreden besluit er volgens verzoeker toe leidt dat aan hem sneller een nieuw rijbewijs kan worden verstrekt dan wanneer het bestreden besluit in stand blijft. Hij voert daarbij aan dat hij in de huidige situatie voor het verkrijgen van een verklaring van geschiktheid een nieuw psychiatrisch onderzoek moet ondergaan, waarbij verzoeker zolang nog geen jaar na de laatste aanhouding is verstreken opnieuw als alcoholmisbruiker zal worden aangemerkt. Verzoeker stelt dat hij voor de afgifte van een verklaring van geschiktheid geen nieuw psychiatrisch onderzoek hoeft te ondergaan als het bestreden besluit wordt geschorst. Volgens verzoeker kan hij dan op zeer korte termijn weer over een rijbewijs beschikken.
6.2.
Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat de beslissing op het door verzoeker ingediende bezwaar uiterlijk op 9 april 2018 wordt genomen.
7. De voorzieningenrechter zal in de eerste plaats beoordelen of verzoeker (spoedeisend) belang heeft bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend.
8. Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag verweerder in beginsel op het rapport van de keurend psychiater afgaan. Dat is alleen anders als het rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is. Daarbij is het niet aan verweerder en niet aan de bestuursrechter om te beoordelen of voor het psychiatrisch oordeel voldoende feitelijke grondslag bestaat.
9. Ook wanneer de stellingen van verzoeker dat de diagnose alcholmisbruik in ruime zin ten onrechte uitsluitend is gebaseerd op de omstandigheid dat verzoeker meermalen is aangehouden worden gevolgd, dan nog kan - gelet op het onder 8 genoemde toetsingskader -in de bodemprocedure niet worden bereikt dat verweerder of de bestuursrechter op basis van de bevindingen die zijn vermeld in de psychiatrische rapportage van 28 oktober 2017 zelf een oordeel geeft over de geschiktheid van verzoeker. Wanneer geoordeeld moet worden dat verweerder de psychiatrisch rapportage van 28 oktober 2017 niet aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen, is nieuw of aanvullend psychiatrisch onderzoek nodig. Dit geldt te meer nu verzoeker bij onherroepelijk besluit van 22 augustus 2017 is gelast zich te onderwerpen aan een psychiatrisch onderzoek. Deze verplichting vervalt niet door vernietiging van het bestreden besluit. Toewijzing van het verzoek tot schorsing van het bestreden besluit leidt er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet toe dat aan verzoeker zonder nader psychiatrisch onderzoek een verklaring van geschiktheid kan worden verstrekt.
10. Daarvan uitgaande is niet tussen partijen in geschil dat geen nieuw rijbewijs aan verzoeker zal kunnen worden verstrekt vóór 9 april 2018. Daarmee ontbreekt het (spoedeisend) belang van verzoeker bij de verzochte voorlopige voorziening.
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat bij die uitkomst geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. E. Degen, griffier, op 8 maart 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open