ECLI:NL:RBNHO:2018:4101

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
C/15/261799 HA ZA 17-534
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in vrijwaringszaak tussen Nederlandse en Duitse vennootschap met forumkeuzebeding

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, betreft het een bevoegdheidsincident in een vrijwaringszaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TRAILER GROEP NEDERLAND B.V. (hierna: TGN) en de Duitse vennootschap KÄSSBOHRER FAHRZEUGWERKE GMBH (hierna: Kässbohrer). TGN is de eiser in de hoofdzaak en verweerster in het incident, terwijl Kässbohrer de gedaagde in de hoofdzaak en eiser in het incident is. De zaak draait om de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, gezien een forumkeuzebeding dat partijen zijn overeengekomen in een sales agreement van 18 april 2014.

Kässbohrer heeft zich beroepen op dit forumkeuzebeding, waarin is bepaald dat de exclusieve bevoegdheid ligt bij de Duitse rechter in Kleve. TGN daarentegen stelt dat de rechtbank in Alkmaar bevoegd is, omdat de hoofdzaak en de vrijwaringszaak verknocht zijn. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het vonnis van 16 mei 2018 concludeert dat de Nederlandse rechter onbevoegd is, omdat het forumkeuzebeding voldoende duidelijk is en de exclusieve bevoegdheid van de Duitse rechter niet kan worden genegeerd.

De rechtbank heeft TGN als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident, die zijn begroot op € 543,- aan salaris advocaat. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke forumkeuzebedingen in internationale handelsrelaties en de toepassing van de EEX-Vo II.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/261799 / HA ZA 17-534
Vonnis van 16 mei 2018 in het incident tot onbevoegdheid
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRAILER GROEP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
eiseres in de hoofdzaak (vrijwaring),
verweerster in het incident,
advocaat mr. A. Neophitou te Oss,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
KÄSSBOHRER FAHRZEUGWERKE GMBH,
gevestigd te Goch, Duitsland,
gedaagde in de hoofdzaak (vrijwaring),
eiseres in het incident,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna TGN en Kässbohrer genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in vrijwaring van 29 juni 2017, met producties;
  • de incidentele conclusie van 7 maart 2018 tot onbevoegdverklaring van de zijde van Kässbohrer, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 21 maart 2018 in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De standpunten in het incident

2.1.
Kässbohrer vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en heeft daartoe
- zakelijk weergegeven - gesteld dat in de onderhavige vrijwaringszaak de tussen Kässbohrer en TGN op 18 april 2014 ondertekende sales agreement (hierna: de overeenkomst) centraal staat, waarbij Kässbohrer zich heeft verbonden tot levering van 15 trailers aan TGN. Partijen zijn in de bijbehorende door hen overeengekomen algemene voorwaarden een forumkeuze in de zin van art. 25, eerste lid, onder a EEX-Vo II overeengekomen. Op grond van deze forumkeuze is uitsluitend de aangewezen Duitse rechter bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
Subsidiair heeft te gelden dat partijen een forumkeuze zijn overeengekomen in de zin van art. 25, eerste lid, onder c EEX-Vo II, aldus Kässbohrer.
2.2.
TGN voert verweer dat – samengevat weergegeven – op het volgende neerkomt:
  • Op grond van art. 8 lid 2 EEX-Vo II is de rechter in Alkmaar bevoegd, omdat de hoofdzaak en vrijwaring verknocht zijn.
  • De subsidiaire grondslag van de vordering in vrijwaring is een door Kässbohrer jegens TGN gepleegde onrechtmatige daad. Op grond van art. 7 EEX-Vo II is daarom de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar bevoegd.
  • Het forumkeuzebeding is onduidelijk; in Kleve is bijvoorbeeld naast een Amtsgericht en een Landgericht ook nog een arbitrage-instituut aanwezig;
  • In het beding wordt niet nadrukkelijk naar een gerecht of rechter verwezen.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Partijen zijn in Duitsland, respectievelijk Nederland gevestigd. De dagvaarding in de hoofdzaak is op 19 juni 2017 uitgebracht. Het geschil in de hoofdzaak betreft een handelszaak. Gelet op deze factoren dienen de vorderingen te worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: EEX-Vo II).
3.2.
Kässbohrer beroept zich op een forumkeuzebeding in de overeenkomst. De overeenkomst bestaat uit vijf bladzijden, waarvan de laatste twee de toepasselijke algemene voorwaarden inhouden. Op de eerste bladzijde wordt onder de “remarks” verwezen naar de algemene voorwaarden. TGN heeft de overeenkomst op alle bladzijden ondertekend, dus ook die van de algemene voorwaarden.
In haar conclusie in het incident erkent TGN het voorgaande en zij betwist niet dat het beding in beginsel van toepassing is, zodat de rechtbank daar ook van uit gaat.
3.3.
EEX-Vo II regelt in artikel 25 de internationale bevoegdheid van een gerecht uit een lidstaat waarvoor de EEX-Vo II geldt, zoals Duitsland en Nederland, indien partijen een gerecht hebben aangewezen. Dit artikel luidt -voor zover hier van belang- als volgt:
“Artikel 25
1. Indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a.
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst; (...)
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.(...)”
Gelet op de tekst van deze verdragsbepaling gaat het om een exclusieve bevoegdheid, tenzij partijen die exclusiviteit hebben uitgesloten.
3.4.
TGN heeft het standpunt ingenomen dat ook bij een geldige forumkeuze de vrijwaringszaak op grond van art. 8, tweede lid EEX-Vo II toch door de rechtbank in Alkmaar zou moeten worden beslist in verband met de “verknochtheid” van de zaken in hoofdzaak en vrijwaring. Dat standpunt wordt verworpen. Deze bepaling schept in geval van een vrijwaringsprocedure mogelijk een bevoegdheid voor de rechter, maar deze bevoegdheid moet wijken voor de exclusieve bevoegdheid op grond van art. 25 Brussel Ibis-Vo. Dat zou eventueel anders kunnen zijn, indien de vordering in vrijwaring niet zelfstandig zou kunnen worden ingesteld, maar dat is hier niet het geval. Er moet daarom van worden uitgegaan dat de vorderingen van TGN jegens Kässbohrer ook zelfstandig kunnen worden ingesteld. In die zin zet art. 8 lid 2 EEX-Vo II art. 25 EEX-Vo II niet opzij (vgl. HvJEU 12 oktober 2016 (Kostanjevec), ECLI:EU:C:2016:763).
3.5.
Wat hiervoor onder 3.4 is overwogen, geldt ook voor het standpunt van TGN dat de bevoegdheid van de Alkmaarse rechter is gegeven in verband met art. 7, tweede lid EEX-Vo II. Ook dat artikel kan de exclusieve werking van art. 25 EEX-Vo II niet opzij zetten.
Daarnaast wordt nog opgemerkt dat TNG in deze procedure haar vorderingen weliswaar subsidiair grondt op een onrechtmatige daad, maar dat de rechtsmacht niet mag worden bepaald op basis van enkel de door TNG gekozen grondslag van de vordering (vgl. Hoge Raad 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:694 en HvJEU 28 januari 2015, ECLI:EU:C:2015:37 (Kolassa), NJ 2015/332). De grondslag waarop de rechtbank dit geschil gelet op de in het geding gebrachte stukken en de standpunten van partijen beoordeelt, is de koopovereenkomst tussen TPG en Kässbohrer.
3.6.
Het desbetreffende beding in de overeenkomst luidt als volgt:
“Final Provisions
  • The laws of the Federal Republic of Germany under exclusion of the UN Convention on Contracts for the International Sale of Goods (CISG) are applicable.
  • The exclusive jurisdiction regarding any present or future disputes out of or in relation to this contract is in Kleve. But the seller is authorized to sue the Customer at his common jurisdiction.”
Uit de tekst van dit beding volgt dat partijen exclusiviteit van de forumkeuze hebben bedoeld.
3.7.
In het antwoord op prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie ten aanzien van de mogelijkheid van een forumkeuze volgens artikel 17, eerste alinea, eerste zin Executieverdrag het volgende geantwoord:
“Niet is vereist, dat een forumkeuzebeding zodanig is geformuleerd, dat louter op grond van de bewoordingen ervan reeds kan worden bepaald welk gerecht bevoegd is. Het is voldoende, dat het beding de objectieve elementen bevat op basis waarvan partijen overeenstemming hebben bereikt over de keuze van het gerecht of de gerechten waaraan zij de ontstane of de toekomstige geschillen willen voorleggen. Die elementen, die voldoende nauwkeurig moeten zijn om de geadieerde rechter in staat te stellen te bepalen of hij bevoegd is, kunnen eventueel worden geconcretiseerd door de omstandigheden van het geval.”(HvJ EU 9 november 2000, zaak C-387/98, (Coreck Maritime) ECLI:EU:C:2000:606).
Deze vaste jurisprudentie is ook van toepassing op de recentere EEX-Vo II.
3.8.
In het hier aan de orde gestelde beding wordt bepaald dat “The exclusive jurisdiction (…) is in Kleve”. Gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie dient een eventuele aangezochte rechter te Kleve te kunnen bepalen of hij bevoegd is op grond van deze bepaling. Naar het oordeel van de rechtbank is dat zonder meer het geval en is het beding op dit onderdeel voldoende duidelijk. Dat er in Kleve, zoals door TGN gesteld, naast een Amtsgericht ook een Landgericht gevestigd is, maakt dat niet anders. Het is aan de rechter te Kleve om te beoordelen of een mogelijke vordering bij de juiste rechter in Kleve is aangebracht.
3.9.
proceskosten
De rechtbank zal TGN als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident aan de zijde van Kässbohrer veroordelen, tot op heden begroot op een bedrag van € 543,- aan salaris advocaat. De nakosten zijn toewijsbaar als na te melden.

4.De beslissing

De rechtbank
In het incident
4.1.
verklaart zich onbevoegd om van het geding kennis te nemen;
4.2.
veroordeelt TPG in de kosten van het incident aan de zijde van Kässbohrer tot op heden begroot op een bedrag van € 543,-;
4.3.
veroordeelt TPG in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat TPG niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,- aan salaris advocaat;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op
16 mei 2018.