In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 31 mei 2018, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld in het kader van de ontheffing die is verleend aan Windpark Westfrisia B.V. voor de realisatie van een windpark in Medemblik. De ontheffing, verleend door de Staatssecretaris van Economische Zaken, betreft het doden van beschermde vogelsoorten en vleermuizen. Eiseres, Windpark Westfrisia B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de aan de ontheffing verbonden monitoringsverplichting, die onvoldoende gemotiveerd zou zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is voor het verzoek om voorlopige voorziening en dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De voorzieningenrechter heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek in de motivering te herstellen binnen twee weken na verzending van de tussenuitspraak. Tevens wordt het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, waarbij de aan de ontheffing verbonden voorschriften 'm' en 'o' worden geschorst tot zes weken na de einduitspraak op het beroep. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten en het griffierecht ten laste van verweerder gesteld.