Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND voorlopige voorziening
Stichting Ymere,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 juni 2018 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet (Fw). De schuldenaar had eerder, op 4 april 2018, een verzoek ingediend voor een moratorium en een voorlopige voorziening, waarbij de rechtbank had bepaald dat de verhuurder, Stichting Ymere, gedurende deze voorlopige voorziening niet mocht overgaan tot ontruiming van de door de schuldenaar gehuurde woning. Echter, de rechtbank had in een vonnis van 29 mei 2018 het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de schuldenaar niet had voldaan aan de voorwaarden die waren gesteld in de beschikking van 4 april 2018.
Op 1 juni 2018 verzocht de schuldenaar opnieuw om een voorlopige voorziening, omdat er een ontruiming was aangezegd voor 5 juni 2018. De schuldenaar stelde dat zijn situatie was gewijzigd en dat hij nu in staat was om de huur te betalen. De rechtbank oordeelde echter dat de schuldenaar niet had voldaan aan de voorwaarden van de eerdere beschikking en dat het belang van de verhuurder bij beëindiging van de huurovereenkomst zwaarder woog dan het belang van de schuldenaar om ontruiming te voorkomen.
De rechtbank wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waarbij werd opgemerkt dat de schuldenaar onvoldoende voortvarend had gehandeld in het regelen van zijn schulden en dat er geen voldoende waarborgen waren voor de betaling van de huur. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd genomen in het belang van de verhuurder, die al eerder coulance had getoond.