ECLI:NL:RBNHO:2018:611

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
269146 HA RK 18/12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een bestuursrechtelijke procedure tegen een besluit van de gemeente Heiloo. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen dit besluit en had op 6 december 2017 een mondelinge behandeling gehad voor de bestuursrechter mr. M.E. Fortuin. Na de zitting werd de uitspraak op 17 januari 2018 verwacht. Op 16 januari 2018 diende de verzoeker een wrakingsverzoek in, dat door de rechtbank in behandeling werd genomen, ondanks dat de uitspraak in de hoofdzaak al op 17 januari 2018 was gedaan.

De wrakingskamer, onder leiding van mr. L.J. Saarloos, heeft het verzoek beoordeeld op basis van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Het verzoeker werd verweten dat hij zijn verzoek niet tijdig had ingediend, aangezien het verzoek pas op 16 januari 2018 was ingediend, terwijl de feiten waarop het verzoek was gebaseerd al eerder bekend waren. Bovendien ontbrak een gemotiveerde onderbouwing van de vrees voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was en stelde het verzoek buiten behandeling.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van A. Ibrahim, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 januari 2018.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR

Wrakingskamer, locatie Alkmaar
Zaaknummer wraking: 269146 HA RK 18/12
Zaaknummer bestuursrecht: HAA 15/4184 BRP EVE1
Datum uitspraak: 18 januari 2018
BESLISSINGop het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8: 15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB), ingediend door:
[verzoeker 1]
wonende aan de [adres]
hierna te noemen: verzoeker.

1.PROCESVERLOOP

1.1.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een besluit van B & W van de gemeente Heiloo (hierna: de hoofdzaak). In dat kader heeft op 6 december 2017 een mondelinge behandeling plaatsgevonden voor bestuursrechter mr. M.E. Fortuin, zitting houdende op de locatie Alkmaar van de rechtbank Noord-Holland.
Na afloop van de zitting is de uitspraak bepaald op 17 januari 2018.
1.2.
Verzoeker heeft dit wrakingsverzoek op 16 januari 2018 ingediend door afgifte van het verzoek aan de informatiebalie van de rechtbank bij de locatie Alkmaar. Het verzoek is doorgezonden aan de locatie Haarlem, aangezien de sector bestuursrecht op die locatie kantoor houdt en zich daar het dossier bevond.
Op 17 januari 2018 zijn volgens het proces-verbaal van uitspraken van de sector Bestuursrecht, locatie Haarlem, om 9.00 uur drie uitspraken gedaan, waaronder die in de hoofdzaak van verzoeker.
Vervolgens is het doorgestuurde wrakingsverzoek op de locatie Haarlem ontvangen.
1.3.
Het is vaste jurisprudentie dat na een genomen beslissing de desbetreffende rechter niet meer kan worden gewraakt. In dit geval zal het wrakingsverzoek echter toch in behandeling worden genomen. Verzoeker heeft zijn verzoek ingediend op de locatie waar ook de zitting had plaatsgevonden. Dat was nog voordat de uitspraak in de hoofdzaak was gedaan. Het is vervolgens niet aan verzoeker te wijten dat zijn verzoek pas na de uitspraak bij de sector Bestuursrecht in Haarlem is ontvangen.
1.4.
De desbetreffende uitspraak in de hoofdzaak is inmiddels naar beide partijen verzonden. Het is dus mogelijk dat verzoeker die uitspraak ontvangt, voordat hij de beslissing op zijn wrakingsverzoek zal hebben vernomen.
1.5.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

2.1.
Op grond van artikel 8: 15 van het Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is.
2.2.
Een verzoek tot wraking dient ingevolge artikel 8: 16 lid 2 AWB gemotiveerd te zijn. De verzoekende partij dient opgave te doen van de feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig of niet onafhankelijk zal zijn.
2.3.
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht:
“Ik vroeg ook aan de rechter waarom ik geen stukken heb gekregen van de tegen partij
Ps heb me dus niet kunnen voorberijden op deze zaak
TOT MIJN VERBAZING GAF ZE AAN DAT DE STUKKEN IN 2015 naar mij toe waren
gestuurd (die ik toen nooit heb mogen ontvangen)
Er werd mij mede gedeeld dat ik de stukken pas krijg met de uitspraak hoe bizar is dit
Ik heb de rechter een brief gegeven waarin alle mistanden van de rechtbank stonden vermeld
DAAROM DOE IK NU EEN WRAKINGSVERZOEK IN DEZE ZAAK
Ik eis van de rechtbank dan ook dat de hele zaak over gedaan word
Word hier geen gehoor aangegeven dan zal ik de president van de rechtbank alkmaar
Wraken en met alle fouten naar buiten treden.”
2.4.
Verzoeker stelt wel dat er in zijn visie kennelijk misstanden zijn bij de rechtbank, maar vermeldt niets over partijdigheid of afhankelijkheid van de gewraakte rechter. Hij heeft zodoende zijn verzoek dus ook niet gemotiveerd. Alleen al vanwege die reden is zijn verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
2.5.
Daarnaast geldt nog dat een wrakingsverzoek zo spoedig mogelijk moet worden gedaan. In ieder geval zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn, waarop het verzoek ziet. Het verzoek vermeldt geen andere feiten of omstandigheden dan die van 7 december 2017 of daarvoor. Indiening van het verzoek op 16 januari 2018 is daarom te laat en ook om die reden is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
2.6.
Volgens het bepaalde in paragraaf 9.1. in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden op de website van deze rechtbank onder: www.rechtspraak.nl/ Rechtbanken / Rechtbank Noord-Holland / meer regels en procedures / wrakingsprocol – zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling stellen.

3.BESLISSING

De rechtbank:
3.1.
stelt het verzoek tot wraking buiten behandeling;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker en de rechter een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer HAA 15/4184 BRP EVE1) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking en beveelt daartoe de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de voorzitter van de rechtbank Noord-Holland, afdeling Publiekrecht, sectie Bestuur.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van A. Ibrahim, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 januari 2018.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.