Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een bestuursrechtelijke procedure tegen een besluit van de gemeente Heiloo. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen dit besluit en had op 6 december 2017 een mondelinge behandeling gehad voor de bestuursrechter mr. M.E. Fortuin. Na de zitting werd de uitspraak op 17 januari 2018 verwacht. Op 16 januari 2018 diende de verzoeker een wrakingsverzoek in, dat door de rechtbank in behandeling werd genomen, ondanks dat de uitspraak in de hoofdzaak al op 17 januari 2018 was gedaan.
De wrakingskamer, onder leiding van mr. L.J. Saarloos, heeft het verzoek beoordeeld op basis van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Het verzoeker werd verweten dat hij zijn verzoek niet tijdig had ingediend, aangezien het verzoek pas op 16 januari 2018 was ingediend, terwijl de feiten waarop het verzoek was gebaseerd al eerder bekend waren. Bovendien ontbrak een gemotiveerde onderbouwing van de vrees voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was en stelde het verzoek buiten behandeling.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van A. Ibrahim, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 januari 2018.