In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 23 januari 2018, wordt de schending van het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging behandeld in het kader van een douanerechtelijke procedure. Eiser, als enig bestuurder en aandeelhouder van [naam 1] B.V., heeft bezwaar aangetekend tegen een uitnodiging tot betaling (utb) van € 289.530,35, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De utb was gebaseerd op voorlopige uitkomsten van een FIOD-onderzoek naar douaneschulden. Eiser stelt dat hij niet als douaneschuldenaar kan worden aangemerkt en dat belangrijke stukken zijn achtergehouden, waardoor hij zijn verdediging niet effectief kon voeren.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur in de bezwaarfase niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft verstrekt, wat leidt tot een schending van het verdedigingsbeginsel. De rechtbank benadrukt dat het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging een fundamenteel recht is dat ook in het kader van douanerechtelijke procedures moet worden gerespecteerd. De rechtbank concludeert dat de schending van dit beginsel kan leiden tot vernietiging van de utb, omdat eiser niet in staat is gesteld om zijn standpunt naar behoren kenbaar te maken.
De rechtbank heropent het onderzoek om eiser in de gelegenheid te stellen de gemaakte proceskosten te onderbouwen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze tussenuitspraak.