Eiseres betoogt dat de door verweerder vastgestelde uittreedsom niet redelijk is.
Zij voert daartoe, onder verwijzing naar de uitspraak van de Kroon (de voormalige Afdeling rechtspraak van de Raad van State) van 14 mei 1985, AB 1985, 424, enerzijds, aan dat de uittreedsom had moeten worden berekend aan de hand van de berekeningsmethode, waarbij de uittredende deelnemer over een periode van vijf jaar na datum uittreding de eigen kosten voor de deelname doorbetaalt en die bijdrage ieder jaar met twintig procent naar beneden wordt bijgesteld (hierna: berekeningsmethode A). Toepassing van berekeningsmethode A zou volgens eiseres leiden tot een uittreedsom van € 36.000,- .
Zij voert daartoe, onder verwijzing naar onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 15 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1198, anderzijds aan dat de berekeningsmethode, waarbij de uittredende deelnemer de schade dient te vergoeden die het rechtstreeks gevolg is van de uittreding uit de GR had moeten worden toegepast, waarbij bij het bepalen van de hoogte van de schade in beginsel een overbruggingsperiode van vijf jaren wordt gehanteerd (hierna: berekeningsmethode B). Toepassing van berekeningsmethode B zou volgens eiseres leiden tot een uittreedsom van in totaal € 60.000,- (5 jaar x € 12.000,- ). In het licht van het voorgaande betoogt eiseres voorts dat er geen aanleiding bestaat af te wijken van het uitgangspunt van een overbruggingsperiode van vijf jaren voor de berekening van de uittredingsvergoeding. Er is namelijk geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Ten eerste is de wijze waarop de bijdrageplicht van eiseres is vormgegeven volgens haar niet bijzonder te noemen en heeft dit niets te maken met (de onderhoudskosten van en de instandhoudingsverplichting ten aanzien van) de tunnel. De omstandigheid dat de inwoners van de gemeente Schagen profijt hebben van de tunnel, maakt niet dat daarmee een bijzondere verplichting bestaat voor de gemeente Schagen ten aanzien van de tunnel. Het hanteren van onderhoudskosten als basis voor de uittreedsom is in strijd met het uitgangspunt dat een uittredende deelnemer uitsluitend de schade dient te vergoeden die het rechtstreekse gevolg is van de uittreding. Sinds 2014 is van de zijde van eiseres sprake van een algemene participantenbijdrage die op geen enkele wijze is gekoppeld aan de kosten van het onderhoud van de tunnel. Sinds januari 2015 betaalt eiseres een percentage van het exploitatietekort, zoals is afgesproken in de GR. In werkelijkheid betaalde eiseres minder dan € 12.000,- .
Ten tweede is geen sprake van opgewekt vertrouwen door eiseres. Het staat elke deelnemer van een gemeenschappelijke regeling vrij er ook weer uit te treden. Eiseres heeft nimmer verklaard minstens tot 2031 deelnemer van de GR te blijven.
Ten derde heeft de Afdeling volgens eiseres meermaals aangegeven dat in het algemeen van een gemeenschappelijke regeling mag worden verwacht dat het zich binnen 5 jaar kan aanpassen aan gewijzigde omstandigheden en het inhoudelijke en financiële beleid daarop kan afstemmen. Eventuele langlopende financiële verplichtingen vormen geen grond om een uitzondering op dit uitgangspunt te maken. Verweerder heeft een miljoenenbegroting, het moet dus mogelijk zijn een bezuiniging van iets minder dan € 12.000,- te realiseren. In 2015 en 2016 bedroeg de totale bijdrage van participanten € 572.000,-, het aandeel van eiseres daarin was € 10.882,- dat is 1,9%. Het is dan ook niet voor te stellen dat de overblijvende deelnemers dit niet kunnen opvangen.
Eiseres betoogt verder dat, zo de uittreedsom al gebaseerd mag worden op de onderhoudskosten, deze kosten veel lager zijn dan begroot. In bezwaar heeft eiseres gemotiveerd uiteengezet waarom het bedrag van € 20.000,- niet klopt.