ECLI:NL:RBNHO:2018:9420

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1333
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WIA-uitkering en de rol van deskundigen in de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.H. Klijnstra, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), welke door verweerder was afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld. Tijdens de zitting zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder revalidatiearts [naam 1], psychiater [naam 2] en verzekeringsarts [naam 3]. De rechtbank heeft de deskundigen gevraagd om rapportages op te stellen over de medische situatie van eiseres en haar arbeidsongeschiktheid. De deskundigen concludeerden dat er geen objectiveerbare afwijkingen waren die de klachten van eiseres konden verklaren, maar dat er wel sprake was van beperkingen in haar functioneren. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het bestreden besluit van verweerder vernietigd moest worden, maar dat de rechtsgevolgen in stand konden blijven op basis van de deugdelijkheid van de medische rapportages. Eiseres werd in het gelijk gesteld, en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/1333

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.H. Klijnstra),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres met ingang van 22 augustus 2013 een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 20 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. de Haan.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
De rechtbank heeft achtereenvolgens revalidatiearts [naam 1] , psychiater [naam 2] en tot slot verzekeringsarts [naam 3] als deskundige benoemd. Deze deskundigen hebben rapport uitgebracht en partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 7 december 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiseres was laatstelijk werkzaam als verzorgende voor 15 uur per week toen zij zich op 25 augustus 2011 ziek meldde wegens lichamelijke klachten. Op 9 augustus 2013 heeft eiseres per einde wachttijd (13 oktober 2013) een aanvraag ingediend om een uitkering op grond van de WIA. Op 17 september 2013 werd zij gezien door een verzekeringsarts, welke een rapport opstelde. De mogelijkheden en beperkingen van eiseres werden opgenomen in de functionelemogelijkhedenlijst (FML) aan de hand waarvan een arbeidskundig onderzoek plaatsvond. De arbeidsdeskundige rapporteerde op 1 oktober 2013. Eiseres werd door de arbeidsdeskundige op datum in geding (22 augustus 2013) minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht, op grond waarvan verweerder de aanvraag om een WIA-uitkering heeft afgewezen.
1.2
Naar aanleiding van het door eiseres gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 16 januari 2014 een rapport opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelde een nieuwe FML op geldig op 22 augustus 2013, waarin voor eiseres geen beperkingen voor het verrichten van arbeid werden opgenomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 17 januari 2014 een rapport opgesteld. Deze concludeerde dat er geen aanleiding was om af te wijken van het oordeel van de primaire arbeidsdeskundige. Op grond van deze rapportages heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres volledig arbeidsgeschikt is. Eiseres is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep belastbaar geacht conform de normaalwaarden van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er geen objectiveerbare afwijkingen zijn die de klachten van eiseres kunnen verklaren.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet juist is en bestrijdt de conclusie dat er geen objectieve oorzaak is aan te wijzen voor haar klachten. Bij eiseres is door de Duitse internist dr. [naam 4] (hierna verder: [naam 4] ) de diagnose chronische lyme (cervicale en thoracale myelitis) gesteld. Deze arts heeft eiseres grondig onderzocht en is naar aanleiding hiervan tot een gemotiveerd oordeel gekomen. Ten onrechte wordt deze diagnose door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die eiseres slechts kort lichamelijk heeft onderzocht, niet overgenomen. Eiseres heeft ernstige beperkingen ten gevolge van haar ziekte. Haar beperkingen zijn wel te objectiveren. Er is sprake van ernstige vermoeidheid en pijnklachten. Ter onderbouwing van haar standpunt wijst eiseres op de Richtlijn Lymeziekten 2013 en in beroep ingebrachte medische informatie van [naam 4] , dr. [naam 5] , internist infectioloog, prof. dr. [naam 6] , neuroloog en [naam 7] , fysiotherapeut. Tevens heeft eiseres verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 mei 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:1859) waarin werd geoordeeld dat rekening moest worden gehouden met pijnklachten, ook al is voor de klachten geen directe ziekte aan te wijzen.
4. De rechtbank heeft in hetgeen door eiseres is aangevoerd aanleiding gezien een deskundige opdracht te verstrekken eiseres te onderzoeken en de door de rechtbank gestelde vragen te beantwoorden.
4.1
Revalidatiearts [naam 1] (hierna verder: [naam 1] ) heeft eiseres op 13 februari 2015 onderzocht. Op basis van zijn eigen onderzoek en de medische informatie uit het dossier heeft [naam 1] geconcludeerd dat eiseres beperkingen ondervindt in de mobiliteit ten gevolge van spierzwakte in de extremiteiten, balansproblemen en duizeligheid. Daarnaast is sprake van beperkte fysieke belastbaarheid / verminderde inspanningstolerantie, concentratieproblemen en beperkingen in het onderhouden van sociale contacten. Er is volgens [naam 1] niet met zekerheid vast te stellen dat bij eiseres sprake is van Lyme. Bij eiseres is sprake van geringe objectiveerbare stoornissen, maar worden grote beperkingen ervaren. [naam 1] kan de door eiseres ervaren belemmeringen niet objectiveren. [naam 1] kan zich evenwel niet vinden in de opgestelde FML en acht eiseres niet in staat 40 uur per week te werken. Hij heeft voorts geadviseerd een psychiater te benoemen.
4.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft er in zijn commentaar op gewezen dat de conclusies van [naam 1] enigszins tegenstrijdig zijn. Nu hij geen rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft kunnen vaststellen, had de conclusie moeten zijn dat hij op zijn gebied geen afwijkingen kon vinden.
4.3
[naam 1] heeft in zijn reactie daarop toegelicht dat hij bij zijn lichamelijk onderzoek inderdaad geen duidelijke afwijkingen heeft gevonden, maar dat hij op grond van de lang bestaande voorgeschiedenis van de klachten van eiseres, de verslagen van haar beperkingen (die sterk wisselend zijn) en de bevindingen in zijn eigen onderzoek ervan overtuigd is dat er sprake was van een neerwaartse spiraal in haar functioneren, niet alleen fysiek maar ook in haar persoonlijk en sociaal functioneren met daarbij een ernstige fysieke deconditionering bij ernstige inactiviteit. [naam 1] heeft voorts toegelicht dat hij zich niet kan uitlaten over de vraag of deze klachten mogelijk een gedragsmatige of psychische achtergrond hebben omdat dat niet zijn terrein is. Om die reden heeft hij geadviseerd een psychiater te benoemen.
In reactie op het commentaar van eiseres op zijn rapportage heeft [naam 1] toegelicht dat de fysieke klachten van eiseres niet zijn te verklaren uit een eventuele besmetting met Borrelia B.
4.4
Psychiater [naam 2] (hierna verder: [naam 2] ) heeft eiseres op 15 januari 2016 onderzocht. Hij heeft op basis van het door hem verrichte onderzoek geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van een ernstige somatoforme stoornis, namelijk een chronische pijnstoornis, gebonden aan zowel psychische factoren als een somatische aandoening, met sterke aanwijzingen voor een structurele ontwikkelingsstoornis leidende tot een zeer beperkt psychosociaal functioneren. Hij kan zich niet vinden in de FML waar het gaat om de items verdelen van de aandacht, inzicht in eigen kunnen, hanteren van emotionele problemen van anderen, eigen gevoelens uiten en omgaan met conflicten. De door de rechtbank gestelde vraag of eiseres in staat kan worden geacht 40 uur per week te werken heeft [naam 2] niet beantwoord, omdat dit in zijn visie buiten zijn deskundigheid valt.
4.5
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de rapportage van [naam 2] de FML aangepast op de aspecten inzicht in eigen kunnen, eigen gevoelens uiten en omgaan met conflicten. Met betrekking tot het aspect verdelen van de aandacht heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien voor een beperking, omdat uit de psychiatrische expertise naar voren komt dat eiseres nog binnen de normaalwaarde van het CBBS functioneert.
4.6
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op minder dan 35%.
4.7
Verzekeringsarts [naam 8] (hierna verder: [naam 8] ) heeft vervolgens op verzoek van eiseres een verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitgevoerd. [naam 8] heeft op basis van zijn eigen onderzoek en de beschikbare medische informatie (waaronder de rapportages van [naam 1] en [naam 2] ) geconcludeerd dat gezien het door [naam 2] geschetste ernstige psychiatrisch beeld (somatisatiestoornis) gesproken zou moeten worden van een situatie van geen benutbare mogelijkheden.
4.8
In zijn reactie daarop heeft [naam 2] erop gewezen dat de diagnose somatisatiestoornis niet is gesteld, omdat niet volledig voldaan is aan de criteria. Hij heeft daarnaast nog opgemerkt dat er veel overlap bestaat tussen de wel gediagnosticeerde pijnstoornis en de somatisatiestoornis.
4.9
Verzekeringsarts [naam 3] (hierna verder: [naam 3] ) heeft eiseres op 7 februari 2017 onderzocht. [naam 3] heeft op basis van haar eigen onderzoek en de onderzoeken die zijn verricht door [naam 1] en [naam 2] geconcludeerd dat bij eiseres geen sprake is van een objectiveerbare neuroborreliose; er is namelijk geen neurologische uitval geobjectiveerd.
De door de verzekeringsarts in zijn rapportage van 25 juli 2016 aangenomen beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren kunnen volgens [naam 3] , gezien het psychiatrisch onderzoek, zeker worden gezien als objectief medisch vastgesteld gevolg van ziekte of gebrek. Voor de lichamelijke problematiek geldt volgens [naam 3] dat deze op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden gezien als objectief medisch gevolg van ziekte. Echter, gelet op het door de psychiater vastgestelde beeld, is volgens [naam 3] wel aanleiding om enige lichamelijke beperkingen in de FML op te nemen en wel die beperkingen die de primaire verzekeringsarts had aangenomen.
4.1
Naar aanleiding van de opmerkingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft [naam 3] nader toegelicht dat zij lichamelijke beperkingen wel aannemelijk acht. Weliswaar is sprake van spierzwakte als gevolg van deconditionering, maar dat is het gevolg van de psychiatrische aandoening. Om die reden heeft [naam 3] in dit bijzondere geval toch beperkingen aangenomen.
4.11
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de conclusies van [naam 3] de FML aangepast. Hierdoor zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van frequent reiken, frequent buigen, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent lichte voorwerpen hanteren, frequent zware lasten hanteren, lopen, trappenlopen, klimmen, zitten, staan, geknield of gehurkt actief zijn en gebogen en/of getordeerd actief zijn. Deze aanpassing heeft niet geleid tot een wijziging van het bestreden besluit, omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de mate van arbeidsongeschiktheid op basis van de aangepaste FML berekend heeft op minder dan 35%.
4.12
[naam 3] heeft naar aanleiding van de reactie van eiseres toegelicht dat het noodzakelijk is zelf onderzoek te doen om de vraagstelling te kunnen beantwoorden. Pas daarna kunnen andere oordelen worden gewogen. Verder heeft [naam 3] opgemerkt dat een diagnose niet bepalend is voor de beperkingen die het gevolg zijn van een medische aandoening. Wel is bij een verzekeringsgeneeskundige beoordeling van belang dat eventuele beperkingen van de belastbaarheid als gevolg van ziekte en/of gebrek gezien kunnen worden. Verder heeft [naam 3] aangegeven dat zij het niet oneens is met [naam 2] , maar dat zij een meer beschrijvende diagnose heeft gehanteerd ten behoeve van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek.
5. In beginsel volgt de rechtbank de deskundige(n) die zij heeft benoemd. Er zijn geen redenen daarvan in dit geval af te wijken. De deskundigen hebben voldoende inzichtelijk gerapporteerd en zijn bij hun conclusies gebleven na confrontatie met de opmerkingen van de zijde van verweerder en eiseres.
5.1
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat het antwoord op de vraag of er bij eiseres sprake is van (neuro)borreliose niet doorslaggevend is voor het bepalen van de belastbaarheid. Ook al zou de diagnose vaststaan, dan zou dat nog niet leiden tot het aannemen van alle door eiseres ervaren belemmeringen. Het gaat immers om de vraag of de door haar ervaren belemmeringen medisch verklaard kunnen worden. En dat is - zo blijkt uit de vele medische stukken - maar ten dele het geval.
5.2
Het standpunt van eiseres dat [naam 3] in strijd met de opdracht van de rechtbank zelf onderzoek heeft gedaan volgt de rechtbank niet. De vraagstelling of zij zich ‘uitgaande van de rapportage van [naam 1] en [naam 2] ’ kon vinden in de FML sluit immers niet uit dat daarnaast ook eigen onderzoek noodzakelijk kan zijn. De rapportage van [naam 3] is niet in strijd met de rapportage van [naam 2] . [naam 3] is uitgegaan van de door [naam 2] geconstateerde ernstige psychiatrische aandoening, die zij geplaatst heeft in een verzekeringsgeneeskundig kader.
5.3
Het betoog van eiseres dat [naam 1] gevolgd zou moeten worden waar het gaat om de lichamelijke beperkingen kan de rechtbank niet volgen. [naam 1] heeft immers geconcludeerd dat er op zijn gebied geen objectiveerbare afwijkingen zijn vastgesteld.
5.4
Ter zitting heeft eiseres naar voren gebracht zich gegriefd te voelen door de term ‘deconditionering’, die door [naam 3] is gebruikt. De rechtbank overweegt hierover dat deze term beschrijvend is en geen (negatief) oordeel over eiseres inhoudt. De term is overigens niet voor het eerst door [naam 3] gebruikt; zo noemt ook [naam 1] dat sprake is van deconditionering.
5.5
De rechtbank begrijpt dat eiseres graag wil dat er naar haar klachten wordt gekeken zoals zij deze ervaart en dat deze voor haar een belemmering vormen. Daarbij merkt de rechtbank op dat er soms een groot verschil zit tussen de mate waarin iemand zichzelf ziek of beperkt acht en de beperkingen die vervolgens op basis van de objectieve medische maatstaven door de artsen aan die ziekte worden toegeschreven. Hierdoor kan het voorkomen dat iemand zichzelf volledig arbeidsongeschikt voelt, maar nog wel in staat wordt geacht om enig werk te kunnen verrichten. Hoewel de rechtbank er begrip voor heeft dat dit soms moeilijk is om te bevatten, is zij bij de beoordeling van de zaak gehouden aan wat medisch objectiveerbaar is vast te stellen.
6. Nu verweerder eerst in beroep een juiste medische grondslag aan het besluit ten grondslag heeft gelegd, komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
8. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten, omdat de in beroep aan het besluit ten grondslag gelegde medische rapportage als deugdelijk is aan te merken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.505,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 3 maal 0,5 punt voor commentaar op deskundigenrapport, 0,5 punt voor nadere zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
Daarnaast komen, op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb, de in beroep gemaakte kosten voor de werkzaamheden van verzekeringsarts [naam 8] voor vergoeding in aanmerking. De maatstaf voor vergoeding van de kosten van een deskundige wordt vastgesteld ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Op grond van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldt voor de werkzaamheden in deze zaak een tarief van ten hoogste € 116,09 en vanaf 1 september 2016 van ten hoogste € 121,95 per uur.
De door eiseres overgelegde factuur van verzekeringsarts [naam 8] ten aanzien van de kosten gemaakt in verband met het onderzoeksrapportage van 4 mei 2016 bedraagt € 4.053,50. In deze factuur is 17 uur gedeclareerd tegen een uurtarief van € 190,- exclusief btw. Gelet op de toepasselijke regelgeving komt voor vergoeding in aanmerking 17 uur maal € 116,09, te verhogen met de btw van 21% = € 2387,97. Ten aanzien van de kosten gemaakt in verband met de reactie van [naam 8] van 28 mei 2017 is een factuur overgelegd van € 1.149,50, gebaseerd op 5 uren à € 190,- exclusief btw. Voor vergoeding in aanmerking komt 5 maal € 121,95, te verhogen met btw van 21% = € 737,80. In totaal derhalve € 3.125,77.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 5.630,77.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. de Greef, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.