ECLI:NL:RBNHO:2019:1013
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter in verzoek om immateriële schadevergoeding in belastingzaken
In deze zaak verzoekt eiseres om immateriële schadevergoeding over een procedure die zich uitstrekt van 2002 tot en met 2008. Het verzoek is afgewezen omdat het niet kan worden aangemerkt als een besluit ingevolge de belastingwet. De rechtbank oordeelt dat noch de belastingrechter, noch de algemene bestuursrechter bevoegd is om over het verzoek te oordelen, en verwijst eiseres naar de burgerlijke rechter. De zaak betreft een vaststellingsovereenkomst die in 2007 door de Hoge Raad ongeldig werd verklaard, waarna eiseres in 2017 een schadevergoeding van € 7.000 kreeg toegekend voor de lange behandelperiode. Eiseres heeft in 2018 opnieuw om schadevergoeding verzocht, maar dit verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeert dat het verzoek om schadevergoeding niet onder de bevoegdheid van de belastingrechter valt, en verklaart zich onbevoegd. De uitspraak is gedaan op 8 februari 2019 door rechter S.K.A. Efstratiades, in aanwezigheid van griffier B. Schaafsma.