ECLI:NL:RBNHO:2019:1403
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag om een vergunning voor het vissen op wolhandkrabben in het IJsselmeer op grond van de Wet natuurbescherming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een vergunning had aangevraagd voor het vissen op wolhandkrabben in het IJsselmeer. Het bestreden besluit van 29 oktober 2018, waarbij de vergunning was afgewezen, was de aanleiding voor het verzoek. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker een spoedeisend belang had bij de gevraagde vergunning, aangezien hij door de afwijzing niet kon vissen met meer dan acht staand want netten.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) een vergunning vereist is voor activiteiten die significante gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Verweerder had de vergunning geweigerd omdat niet kon worden uitgesloten dat de gevraagde activiteit negatieve effecten zou hebben op het Natura 2000-gebied “IJsselmeer”. Verzoeker had een onderzoeksrapport overgelegd waaruit zou blijken dat er geen bijvangst van vogels of beschermde vissen was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit rapport niet voldeed aan de eisen voor een passende beoordeling.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de afwijzing van de vergunning goed gemotiveerd was en dat verzoeker niet had aangetoond dat de gevraagde activiteit geen significante gevolgen zou hebben. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd ook afgewezen, omdat verzoeker niet had aangetoond dat verweerder na de afgifte van een andere vergunning voor schubvisserij nog toezeggingen had gedaan over de vergunning voor wolhandkrabben. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.