ECLI:NL:RBNHO:2019:2178

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
14 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 784
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake verplaatsing bebouwde komgrens Cruquiusweg Heemstede

Op 7 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening. De zaak betreft een besluit van de raad van de gemeente Heemstede, waarbij de bebouwde komgrens op de Cruquiusweg met 192 meter in zuidoostelijke richting is verplaatst. Dit besluit, dat op 22 februari 2018 werd genomen, werd door de raad op 20 december 2018 in stand gelaten, met een aanvulling van de motivering. De verzoeker, het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 7 maart 2019 is de spoedeisendheid van het verzoek besproken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de raad voornemens was om op korte termijn verkeersborden te plaatsen die in strijd zouden zijn met de geldende wegverordening. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoeker zwaarder laten wegen dan de belangen van de gemeente, aangezien de bebouwde komgrens al sinds 1973 op de huidige plek ligt en er geen dringende redenen waren om deze te wijzigen.

De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek toegewezen en zowel het bestreden besluit als het primaire besluit geschorst tot de uitspraak op het beroep. Tevens is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 1.024,-, en is bepaald dat het betaalde griffierecht van € 345,- aan de verzoeker moet worden vergoed. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Maarleveld, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Excel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 19/784
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 7 maart 2019 in de zaak tussen

het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, te Haarlem, verzoeker

(gemachtigde: mr. R.D. Reinders)
en

de raad van de gemeente Heemstede, verweerder

(gemachtigden: I. Oudendijk en E. van Hofwege)
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
1.
[derde-partij], te [plaats] ;
2.
Buurtcomité [derde-partij], te [plaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) de bebouwde komgrens op de Cruquiusweg 192 meter in zuidoostelijke richting verplaatst.
Bij besluit van 20 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gedeeltelijk gegrond verklaard en besloten het primaire besluit in stand te laten, met aanvulling van de motivering.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2019. Namens verzoeker is verschenen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit en het primaire besluit tot de uitspraak op het beroep;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan verzoeker te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.024,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, omdat tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel voorafgaand aan een mogelijk beroep bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang, omdat verweerder ter zitting uitgesproken heeft voornemens te zijn op korte termijn in strijd met artikel 5, eerste lid, onder e, van de Wegverordening Noord-Holland 2015 over te gaan tot plaatsing van de verkeersborden H1 en H2. De voorzieningenrechter acht het in het kader van het openbaar belang niet wenselijk dat verzoeker op die manier met een handhavingsvraagstuk wordt geconfronteerd, zodat daarin het spoedeisend belang is gelegen.
4. De voorzieningenrechter beoordeelt vervolgens op basis van een belangenafweging of een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Tussen partijen is niet in geschil dat de grens van de bebouwde kom al sinds 1973 op de huidige plek is gelegen. Er is de voorzieningenrechter geen belang bekend geworden waarom spoed is vereist bij verandering van die grens. Gelet op de gevolgen van het (direct effectueren van het) primaire besluit echter, waaronder de kosten, de doorstroming van het verkeer en de verandering van de verkeerssituatie, prevaleren de belangen van verzoeker bij schorsing van zowel het bestreden als het primaire besluit tot de uitspraak op het beroep.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe en treft een voorlopige voorziening inhoudende dat het bestreden besluit van 20 december 2018 en het primaire besluit van 22 februari 2018 zijn geschorst tot de uitspraak op het beroep.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,-).
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Maarleveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier, op 7 maart 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.