Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[appellant1] ,
[appellant2],
[appellant3],
[appellant4],
[appellant5],
[appellant6],
[appellant7],
[appellant8],
[appellant9],
[appellant10] ,
[appellant11],
[appellant12],
[A.](hierna: NTH), waarin zijn benoemd mr. B. Breederveld tot curator en (laatstelijk) mr. J.J. Dijk tot rechter-commissaris (hierna: de rechter-commissaris).
1.De procedure
2.Het hoger beroep en de beoordeling daarvan
Ontvankelijkheid
Ten aanzien van de overige (verschenen) appellanten stelt de rechtbank vast dat zij niet allen telkens bij alle verzoekschriften die het onderwerp zijn van deze procedure zijn betrokken. Nu een aantal verzoeken evenwel bij herhaling is gedaan, gaat de rechtbank er bij de bespreking van de beroepsgronden uit praktische overwegingen vanuit dat alle overige (verschenen) appellanten in gelijke mate partij zijn bij de onderhavige beschikkingen. Zij zullen hierna worden aangeduid als: appellanten.
door de schuldeisers van NTH aangedragen vorderingenniet tot het takenpakket van de curator behoort.
- De rechter-commissaris dient
- De rechter-commissaris dient
- De rechter-commissaris dient
- De rechter-commissaris dient
- Een herhaald verzoek tot inzage in het rapport van Nederpel De Block & Partners;
- Een verzoek aan de rechter-commissaris zich te verschonen van deze zaak.
Zoals ook ten aanzien van de vorige beroepschriften is overwogen kan een beroep ex artikel 67 Fw alleen betrekking hebben op een inhoudelijke beslissing van de rechter-commissaris over het beheer en de vereffening van de faillissementsboedel. De beroepsgronden die verband houden met het verzoek tot verschoning van de rechter-commissaris en de rechtbank falen derhalve. Voor zover de beroepsgronden zien op de beschikking van 31 oktober 2018 zijn appellanten gelet op de beroepstermijn van artikel 67 Fw te laat en dus niet ontvankelijk in hun beroep.
“om ter opheldering van alle aangevoerde omstandigheden(...)getuigen te horen of een onderzoek van deskundigen te bevelen (…)”.