ECLI:NL:RBNHO:2019:4786
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na eerstejaars beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing van het UWV om haar Ziektewet-uitkering per 19 juni 2018 te beëindigen. Dit besluit volgde op een eerstejaars beoordeling, waarbij de verzekeringsarts had vastgesteld dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen in verschillende functies, ondanks haar medische klachten.
Eiseres had eerder een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen in verband met zwangerschapsklachten en later bevallingsklachten, maar na de beoordeling door de verzekeringsarts werd geconcludeerd dat zij geschikt was voor diverse functies in de arbeidsmarkt. Eiseres betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar beperkingen ernstiger waren dan door het UWV was aangenomen. Tijdens de zitting op 3 mei 2019 heeft eiseres haar standpunt toegelicht en medische verklaringen overgelegd die haar klachten onderbouwden.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en de medische rapportages zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen adequaat waren. De rechtbank concludeerde dat eiseres geschikt was voor de geselecteerde functies en dat het UWV terecht had besloten haar uitkering te beëindigen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.