In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 juni 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster wiens rijbewijs ongeldig was verklaard door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het primaire besluit tot ongeldigverklaring was genomen op basis van een onderzoek naar alcoholmisbruik, uitgevoerd door psychiater N. Gerrits-Bayat. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij haar rijbewijs nodig had voor haar agrarische werkzaamheden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de rapportage van de psychiater onvoldoende gemotiveerd was. De psychiater had de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin gesteld op basis van anamnese en het feit dat verzoekster haar rijbewijs nodig had voor haar werk. De voorzieningenrechter vond dat deze laatste factor op zichzelf niet onderscheidend was en dat er onvoldoende bewijs was dat de psychiater de context van het alcoholgebruik van verzoekster had onderzocht. Bovendien was er geen afdoende motivering gegeven voor de diagnose alcoholmisbruik, wat leidde tot een motiveringsgebrek in het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter besloot het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en schorste de ongeldigverklaring van het rijbewijs tot zes weken na de beslissing op het beroep. Dit betekende dat verzoekster tijdelijk weer gebruik mocht maken van haar rijbewijs. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.