ECLI:NL:RBNHO:2019:5864

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
7531931
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en bemiddelingskosten in geschil tussen huurder en bemiddelaar

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. H.W. Meijer van Florijn Incasso B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, die als bemiddelaar heeft opgetreden bij de totstandkoming van een huurovereenkomst. Eiser en medehuurster hebben op 14 februari 2014 een huurovereenkomst gesloten met verhuurder, waarbij gedaagde als contactpersoon fungeerde. Eiser en medehuurster hebben gedaagde een bemiddelingsvergoeding van € 799,00 betaald. Na een sommatie om deze kosten terug te betalen, heeft gedaagde dit niet gedaan, maar heeft zij na dagvaarding het bedrag aan medehuurster teruggestort. Eiser vordert nu de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten van gedaagde.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de bemiddelingskosten onverschuldigd heeft ontvangen, omdat zij zowel voor de huurder als de verhuurder heeft bemiddeld. De kantonrechter heeft de vordering van eiser gedeeltelijk toegewezen, waarbij gedaagde is veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het bedrag van € 799,00 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 119,85. Daarnaast zijn de proceskosten voor rekening van gedaagde gesteld, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7531931 CV EXPL 19-1930
Uitspraakdatum: 26 juni 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. H.W. Meijer (Florijn Incasso B.V.)
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 4 februari 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [medehuurster] (hierna: [medehuurster] ) hebben per 14 februari 2014 een huurovereenkomst gesloten met [verhuurder] voor de woning gelegen aan de [a-straat] te [woonplaats] .
2.2.
[gedaagde] trad op als contactpersoon voor de verhuurder.
2.3.
[eiser] en [medehuurster] hebben aan [gedaagde] op 12 februari 2014 een bemiddelingsvergoeding van € 799,00 betaald.
2.4.
Bij brief van 1 februari 2017 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:3099) gesommeerd de bemiddelingskosten als onverschuldigd betaald terug te betalen omdat [gedaagde] zowel voor de verhuurder als voor de huurder heeft bemiddeld.
2.5.
[gedaagde] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.6.
Bij brieven van 8, 16 en 27 februari 2017 en 27 december 2018 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld en daarbij tevens aanspraak gemaakt op de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.7.
[gedaagde] heeft bij email van 27 februari 2017 verklaard dat zij in haar administratie geen betaling kon terugvinden.
2.8.
[medehuurster] heeft [eiser] op 19 januari 2019 gemachtigd de aan [gedaagde] betaalde bemiddelingskosten mede namens haar terug te vorderen.
2.9.
Op 16 maart 2019 heeft [gedaagde] een bedrag van € 799,00 aan [medehuurster] teruggestort.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 799,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2014, dan wel 8 februari 2017, dan wel vanaf datum dagvaarding, en tot betaling van € 119,85 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verzuim, alsmede in de proceskosten inclusief nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] bij de totstandkoming van de huurovereenkomst zowel voor de huurder als voor de verhuurder heeft bemiddeld en dat de in rekening gebrachte bemiddelingskosten daarom onverschuldigd zijn betaald.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert aan – samengevat – dat de bemiddelingskosten destijds niet door [eiser] , maar door diens toenmalige partner [medehuurster] zijn betaald en dat zij de bemiddelingskosten inmiddels – na dagvaarding - aan [medehuurster] heeft terugbetaald. [gedaagde] betwist dat zij [eiser] iets verschuldigd is nu [medehuurster] eerder altijd telefonisch tegen [gedaagde] heeft gezegd dat zij hierin geen partij wilde zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Nu [gedaagde] de hoofdsom inmiddels aan [medehuurster] heeft teruggestort draait de zaak alleen nog om de vraag of zij aan [eiser] ook de rente over de hoofdsom, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten is verschuldigd. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat om de navolgende reden het geval.
5.2.
De huurovereenkomst is gesloten op naam van [medehuurster] en [eiser] gezamenlijk als huurder. De factuur van [gedaagde] van 10 februari 2014 (factuurnr. 2014027) voor de bemiddelingskosten was gericht aan “mw. [medehuurster] & dhr. [eiser] ”. Op deze factuur is door [gedaagde] op 12 februari 2014 aangetekend dat de betaling door haar via de bank was ontvangen. Daarmee is erkend en staat dus vast dat de betaling van de bemiddelingskosten door [medehuurster] en [eiser] is gedaan. Dat de betaling vanaf de bankrekening van [medehuurster] is gedaan, zoals door [gedaagde] is gesteld, is niet relevant. [eiser] kon de mede door of namens hem onverschuldigd betaalde bemiddelingskosten van [gedaagde] terugvorderen.
5.3.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] gedeeltelijk zal toewijzen. Nu de hoofdsom inmiddels is voldaan heeft [eiser] aanspraak op de wettelijke rente over
€ 799,00 vanaf datum verzuim (8 februari 2017) tot datum voldoening (16 maart 2019), alsmede op de buitengerechtelijke incassokosten ad € 119,85 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2017 tot aan de dag der voldoening.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. De nakosten worden toegewezen, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt. De over de nakosten gevorderde rente wordt afgewezen omdat de vordering op dat punt niet duidelijk geformuleerd is.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over € 799,00 vanaf 8 februari 2017 tot 16 maart 2019, alsmede tot betaling van € 119,85 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2017 tot aan de dag der voldoening;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 108,60
griffierecht € 231,00
salaris gemachtigde € 240,00
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf zeven dagen na datum vonnis tot aan de dag der voldoening ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 60,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter