ECLI:NL:RBNHO:2019:613
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening na onmiddellijke sluiting bedrijfspand op grond van de Opiumwet
Op 9 oktober 2018 heeft de burgemeester van Zaanstad het bedrijfspand van verzoeker met onmiddellijke ingang gesloten op basis van de Opiumwet, na de vondst van een handelshoeveelheid XTC-pillen. Verzoeker, die het pand huurt en een autoservicebedrijf exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 29 januari 2019 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 24 januari 2019 heeft verzoeker zijn financiële problemen toegelicht die voortvloeien uit de sluiting van het pand. Hij heeft aangevoerd dat de aangetroffen XTC-pillen voor eigen gebruik waren en dat er geen sprake was van handel. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de pillen uitsluitend voor eigen gebruik waren, gezien de hoeveelheid en de omstandigheden van de vondst. De burgemeester was op grond van de Opiumwet bevoegd om het pand te sluiten. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de sluiting in overeenstemming was met de beleidsregels en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een kortere sluiting rechtvaardigden. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.