ECLI:NL:RBNHO:2019:6617

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
19_1853
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ontheffing van verbod op helikoptervluchten buiten luchthaven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 mei 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Stichting Duinbehoud en anderen tegen het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. Het verzoek was gericht tegen een besluit van 20 maart 2019, waarbij aan HeliCentre onder bepaalde voorschriften ontheffing was verleend van het verbod om buiten een luchthaven te landen en op te stijgen vanaf het Circuit Park Zandvoort. De verzoekers stelden dat deze ontheffing in strijd was met de Wet natuurbescherming, specifiek artikel 3.1, en dat er geen natuurtoets was uitgevoerd voorafgaand aan de verlening van de ontheffing.

Tijdens de zitting op 14 mei 2019, waar de verzoekers en hun gemachtigden aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vraag of er sprake is van een overtreding van de Wet natuurbescherming geen onderdeel uitmaakt van het beoordelingskader voor de ontheffing die aan HeliCentre is verleend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de helikoptervluchten een wezenlijke verstoring van de beschermde vogelsoorten zouden veroorzaken.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van HeliCentre bij het uitvoeren van de helikoptervluchten opweegt tegen de belangen van de verzoekers. De uitspraak houdt in dat er geen aanleiding is om het besluit van de gedeputeerde staten te schorsen, en dat er geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierechten aan de verzoekers wordt opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/1853
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 mei 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Stichting Duinbehoud e.a., te Leiden, verzoekers

(gemachtigde: M.P.J.M. Janssen),
en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.P. Kamp, R.Vervaart en H.Schoorlijk).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: HeliCentre BV, te Lelystad

(gemachtigde: mr. G.A.M. van de Wouw).

Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan HeliCentre onder voorschriften ontheffing verleend van het verbod om buiten een luchthaven te landen en op te stijgen vanaf het Circuit Park Zandvoort [adres] , zoals opgenomen in de bijlage bij het besluit.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2019. Verzoekers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens derde-partij zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door voornoemde gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst af het verzoek een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter maakt de vraag of sprake is van een overtreding van de in artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming (Wnb) opgenomen verboden geen onderdeel uit van het beoordelingskader dat van toepassing is op een ontheffing voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik als door verweerder verleend. De stelling van verzoekers dat ten onrechte geen natuurtoets is gemaakt voorafgaand aan de verlening van de ontheffing volgt de voorzieningenrechter dan ook niet.
3. Gelet op een efficiënte afdoening van de zaak, begrijpt de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening echter aldus dat niet alleen schorsing wordt gevraagd van het besluit, maar dat het verzoek ook ziet op het voorkomen van de helikoptervluchten op 17, 18 en 19 mei 2019. Dat vraagt om een nadere belangenafweging.
4. Dienaangaande hebben verzoekers gesteld dat de helikoptervluchten (broedende) vogels zullen verstoren, hetgeen in strijd is met artikel 3.1, vierde lid, van de Wnb.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verstoring van de vogels slechts dan een overtreding oplevert van artikel 3.1, vierde lid, van de Wnb indien sprake is van een storing die van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van een vogelsoort als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wnb. Dat volgt uit artikel 3.1, vijfde lid, van de Wnb.
Nu verzoekers (op dit moment) niet aannemelijk hebben gemaakt dat de te verwachten verstoring – die door verweerder en derde partij niet wordt weersproken – van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van enige vogelsoort als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wnb, prevaleert (op dit moment) het belang van derde partij bij het kunnen uitvoeren van de helikoptervluchten. Zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – is namelijk niet aannemelijk dat het in artikel 3.1, vierde lid, van de Wnb beschermde belang door die helikoptervluchten in het geding is.
5. Omdat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding te bepalen dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. J. Maarleveld, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C. van der Vlugt, griffier, op 14 mei 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.