Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde1],
[gedaagde2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Pré Wonen
- de pleitnota van [gedaagde1] c.s.
- [A.], medewerkster incasso bij Pré Wonen en [B.] en [C.], consulentes bewonerszaken bij Pré Wonen, bijgestaan door mr. De Bie, voornoemd,
- [gedaagde1] en [gedaagde2], bijgestaan door mr. Temel, voornoemd.
2.De feiten
1. AANLEIDING
3.Het geschil
4.De beoordeling
kanworden toegewezen (1) als Pré Wonen daarbij een zodanig spoedeisend belang heeft dat van haar niet kan worden gevergd een beslissing in bodemprocedure af te wachten, (2) als zodanig waarschijnlijk is dat een (nagenoeg) gelijkluidende vordering ten gronde zal worden toegewezen, dat het gerechtvaardigd is om daarop met het treffen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad vooruit te lopen en (3) als afweging van de gerechtvaardigde belangen van partijen er niet toe noopt om – ook al is aan criteria (1) en (2) voldaan – de voorziening achterwege te laten. Deze criteria kunnen niet strikt onderscheiden worden en vloeien in elkaar over. Zo worden bij een vordering die ten gronde zonder meer toewijsbaar is nauwelijks eisen gesteld aan de spoedeisendheid. Bij een vordering waarvan de toewijsbaarheid in een bodemprocedure twijfelachtig is, dient daarentegen de spoedeisendheid concreet vast te staan om een voorlopige voorziening te verkrijgen. Bij zo’n vordering speelt ook (3) het belang van de gedaagde bij het achterwege blijven van een voorziening waarvan de gevolgen niet kunnen worden teruggedraaid en handhaving van de bestaande situatie – in dit geval: de huurovereenkomst – een voorname rol.
allegedragingen van personen die met goedvinden van de huurder in of rond het gehuurde aanwezig zijn. Als er geen schade aan het gehuurde is aangebracht, is beslissend of de huurder, handelend of nalatend zoals hij heeft gedaan, zich al dan niet als een goed huurder heeft gedragen. Bij de beantwoording van deze vraag dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegenomen, waaronder de vraag of er voldoende verband bestaat tussen de gedragingen en het gebruik van het gehuurde. Volgens de Hoge Raad is daar in ieder geval sprake van als de huurder van de (voorgenomen) gedragingen op de hoogte was, of daarmee ernstig rekening had te houden maar heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs te treffen maatregelen te treffen.
- er is sprake van een zeer langdurige huurrelatie met een weinig zelfredzame huurder die op hoge leeftijd is;
- ontbinding van de huurovereenkomst zou ernstige gevolgen zal hebben voor [gedaagde1], die dan niet alleen zijn woning in Nederland verliest maar wellicht ook zijn uitkering in gevaar ziet komen.