ECLI:NL:RBNHO:2020:10119

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
8474385 CV EXPL 20-1669
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indexatie erfpachtcanon in civiele procedure tussen exploitatiemaatschappij en gedaagden

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 9 december 2020 uitspraak gedaan in de zaak tussen Exploitatiemaatschappij Bungalowpark Het Geesterambacht B.V. (hierna: Geesterambacht) en twee gedaagden, die in persoon procedeerden. De zaak betreft de indexatie van de erfpachtcanon die de gedaagden aan Geesterambacht verschuldigd zijn. Na een tussenvonnis op 28 oktober 2020 heeft Geesterambacht een akte met bijlagen ingediend, waarover de gedaagden zich schriftelijk hebben uitgelaten. De kantonrechter heeft bepaald dat de nadien ontvangen stukken van de gedaagden niet in behandeling worden genomen, en het verzoek van Geesterambacht om daarop te mogen reageren is afgewezen.

Geesterambacht heeft in haar laatste akte een advies van het CBS overgelegd, waarin wordt geadviseerd om over te stappen op de meest recente index voor de berekening van de erfpachtcanon. Dit advies leidt tot een geïndexeerde erfpachtcanon van € 1.780,13 per jaar. De kantonrechter oordeelt dat het door Geesterambacht gevorderde bedrag van € 898,77 aan erfpachtcanon, dat nog niet door de gedaagden is betaald, toewijsbaar is, aangezien dit bedrag niet is betwist door de gedaagden.

Daarnaast is er een geschil over de bij de wijziging van eis gevorderde rente. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het boetebeding in de erfpachtvoorwaarden, dat een contractuele vertragingsrente van 2% per maand inhoudt, in strijd is met de Europese richtlijnen inzake consumentenrecht. Dit beding is daarom vernietigd. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen, omdat deze niet is betwist. Geesterambacht heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, maar deze vordering is afgewezen omdat niet is aangetoond dat aan de wettelijke vereisten is voldaan.

Tot slot heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd, omdat beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld. De nakosten zijn toegewezen zoals in het dictum vermeld. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Flipse in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8474385 CV EXPL 20-1669
Uitspraakdatum: 9 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Exploitatiemaatschappij Bungalowpark Het Geesterambacht B.V.
gevestigd te Warmenhuizen, gemeente Schagen
eiseres
verder te noemen: Geesterambacht
gemachtigde: mr. L.T. van Eijk van Heslinga
tegen
[gedaagde 1] en
[gedaagde 2]
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]
procederend in persoon.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Na het tussenvonnis van 28 oktober 2020 heeft Geesterambacht een akte met bijlagen genomen, waarover [gedaagden] zich vervolgens schriftelijk heeft uitgelaten. [gedaagden] heeft bij deze akte nog stukken gevoegd; hierop wordt geen acht geslagen, zodat het nadien ontvangen verzoek van Geesterambacht om daarop te mogen reageren wordt afgewezen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Geesterambacht heeft in haar laatste akte een advies overgelegd van het CBS over de wijze van indexering van de erfpachtcanon die [gedaagden] aan haar is verschuldigd. Het advies luidt dat op de meest recente index moet worden overgestapt. Dit resulteert in een geïndexeerde erfpachtcanon van € 1.780,13 per jaar. Over de wijze van koppeling aan de cijfers van de voorgaande reeks is overleg geweest met het CBS. Dat ook bij toepassing van de nieuwe reeks zou moeten worden gerekend met de uitgiftecanon, zoals [gedaagden] betoogt, is niet juist want dat is strijdig met de bedoeling om de erfpachtcanon waardevast te laten zijn. Bovendien zou koppeling met de voorgaande reeks, zoals bepaald in de erfpachtakte, dan ook niet nodig zijn. De nieuwe index berekent zo de (verdere) aanpassing van de erfpachtcanon aan de gestegen prijzen, waarbij hij voortborduurt op waar de oude index was gebleven.
2.2.
Gelet op het voorgaande is het door Geesterambacht gevorderde bedrag aan erfpachtcanon dat nog niet is betaald door [gedaagden] toewijsbaar. Het betreft
€ 898,77, welk bedrag als zodanig door [gedaagden] niet is betwist.
2.3.
Ten aanzien van de bij de wijziging van eis gevorderde overeengekomen rente geldt het volgende. Artikel 5 lid 1 van de erfpachtvoorwaarden houdt een boetebeding in, in de vorm van een contractuele vertragingsrente van 2% per maand of een gedeelte van een maand. Er is sprake van een consumentenovereenkomst. Dit heeft tot gevolg dat de regels inzake het Europees consumentenrecht van toepassing zijn. Volgens die regels moet de Nederlandse rechter ambtshalve toetsen of een beding in een consumentenovereenkomst als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt in de zin van Richtlijn 93/13/EEG. In artikel 5 lid 1 van de erfpachtvoorwaarden wordt, afgezet tegen de wettelijke rente van artikel 6:119 BW, een onevenredig hoge schadevergoeding opgelegd. Daarom is de kantonrechter in aansluiting op Europese en Nederlandse rechtspraak (HvJEU 14 maart 2013, ECLI:EU:C:2013:164, rov. 74 en HR 13 sepetember 2013, ECL:NL:HR:2013:691, rov. 3.10 en Hof Amsterdam 3 februari 2015, ECLI:HR:GHAMS:2015:165, rov. 2.6) van oordeel dat artikel 5 lid 1 van bedoelde voorwaarden in strijd is met bedoelde Richtlijn 93/13/EEG. Geesterambacht heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die het aanmerkelijke verschil tussen het bedongen rentepercentage en de wettelijke rente kunnen rechtvaardigen. Genoemd beding in artikel 5 lid 1 van de erfpachtvoorwaarden wordt daarom vernietigd. De subsidiair gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen, nu deze niet wordt betwist.
2.4.
Geesterambacht maakt voorts aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagden] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals artikel 6:96 lid 6 BW vereist. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
2.5.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, nu partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld. De nakosten worden toegewezen, zoals in het dictum vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan Geesterambacht van € 898,77, te vermeerderen met de wettelijke rente van over € 299,59 vanaf 1 januari 2019, over 299,59 vanaf 1 juli 2019 en over een bedrag van € 239,59 vanaf 1 januari 2020, alle tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van € 60,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Geesterambacht worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment dat deze kosten zijn gemaakt tot die van volledige betaling;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter