In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Valencia via Zürich op 29 mei 2019. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij meer dan drie uur later dan gepland in Valencia arriveerden. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals instructies van de luchtverkeersleiding en een vertraagde aankomst van de voorgaande vlucht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers niet voldoende hebben aangetoond hoe zij in Valencia zijn aangekomen. De rechter oordeelt dat de vervoerder, ondanks de vertraging, een redelijk alternatief heeft aangeboden door de passagiers om te boeken naar de eerstvolgende vlucht, waardoor zij nog dezelfde dag in Valencia arriveerden. De kantonrechter concludeert dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelt hen tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 2 december 2020 door kantonrechter M.M. Kruithof in Haarlem.