ECLI:NL:RBNHO:2020:10129

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
8041584 \ CV EXPL 19-13753
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij en de toepassing van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Valencia via Zürich op 29 mei 2019. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij meer dan drie uur later dan gepland in Valencia arriveerden. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals instructies van de luchtverkeersleiding en een vertraagde aankomst van de voorgaande vlucht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers niet voldoende hebben aangetoond hoe zij in Valencia zijn aangekomen. De rechter oordeelt dat de vervoerder, ondanks de vertraging, een redelijk alternatief heeft aangeboden door de passagiers om te boeken naar de eerstvolgende vlucht, waardoor zij nog dezelfde dag in Valencia arriveerden. De kantonrechter concludeert dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelt hen tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 2 december 2020 door kantonrechter M.M. Kruithof in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8041584 \ CV EXPL 19-13753
Uitspraakdatum: 2 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines A.G.
gevestigd te Bazel, Zwitserland
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 6 augustus 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Zürich en aansluitend van Zürich naar Valencia op 29 mei 2019.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou de vlucht van Amsterdam-Zürich op 29 mei 2019 om 09:45 uur lokale tijd vertrekken vanaf Amsterdam en om 11:10 uur lokale tijd arriveren in Zürich. De aansluitende vlucht zou om 11:50 uur lokale tijd vertrekken uit Zürich en om 14:00 uur lokale tijd arriveren in Valencia.
2.3.
De vlucht van Amsterdam-Zürich is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht te Zürich hebben gemist. De passagiers zijn door de vervoerder omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht van de vervoerder naar de eindbestemming te Valencia. De passagiers zijn daar meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 112,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert onder meer het volgende aan. De passagiers hebben niet vermeld hoe zij in Valencia zijn aangekomen en hoe laat. Zij hebben daarom niet voldaan aan hun substantiëringsplicht. Het eerste deel van de vlucht in kwestie maakt deel uit van de rotatievlucht Zürich-Amsterdam-Zürich. De voorafgaande vlucht zou volgens de oorspronkelijke planning om 09:00 uur lokale tijd in Amsterdam aankomen, maar kwam om 09:15 uur lokale tijd aan. Volgens de vervoerder is dit een geringe aankomstvertraging zonder bijzondere oorzaak. Voorts voert de vervoerder aan dat de onderhavige vlucht van Amsterdam naar Zürich gepland stond om te vertrekken om 09:45 uur UTC maar wegens de vertraagde aankomst van de voorgaande vlucht alsmede wegens beperkingen van de luchtverkeersleiding (code 81: drukte op de route) pas om 10:50 uur UTC kon vertrekken, doordat het toestel twee keer een nieuw ‘slot’ toegewezen heeft gekregen. Dit vormt volgens de vervoerder een beroep op buitengewone omstandigheid. Zij meent dat de bemanning van de vlucht gevolg moest geven aan instructies van de luchtverkeersleiding. De vertraagde aankomst van de vlucht werkt volgens de vervoerder automatisch door naar het missen van de aansluitende vlucht en de vertraagde aankomst van de passagiers in Valencia. Het was niet mogelijk om de passagier om te boeken naar andere vluchten van de vervoerder. Zij heeft derhalve alle redelijke maatregelen genomen die van haar gevergd konden worden, aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft bij haar conclusie van dupliek nog producties in het geding gebracht. De passagiers hebben daarop niet meer kunnen reageren, zodat deze producties bij de beoordeling buiten beschouwing zullen worden gelaten.
5.3.
De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagiers de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop zij daarheen zijn vervoerd vermelden, maar het weergegeven van bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagiers bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan. Overigens hebben de passagiers in repliek gesteld dat zij met de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht om 19:05 uur in Valencia zijn aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist.
5.4.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming Valencia zijn gearriveerd, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C‑549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.5.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van het eerste deel van de vlucht onder andere is veroorzaakt door restricties van de luchtverkeersleiding. Ter onderbouwing heeft de vervoerder het vluchtrapport van deze vlucht overgelegd. Hieruit volgt dat de vlucht van Amsterdam-Zürich met een vertrekvertraging van 65 minuten is uitgevoerd. De vervoerder heeft toegelicht dat 10 minuten van de vertraging is ontstaan door de verlate aankomst van de voorgaande vlucht. Daarnaast is er een vertraging van 55 minuten ontstaan door beperkingen van de luchtverkeersleiding. Het vluchtrapport vermeldt vertragingscode 93 en 81. De vervoerder heeft als productie 5 een lijst overgelegd met de “Standard IATA Delay Codes”, waarnaar zij heeft verwezen voor de genoemde vertragingscode. Uit deze lijst blijkt dat vertragingscode 93 betekent “AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector” en vertragingscode 81 staat voor “ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, Standard Demand/Capacity Problems”. Tevens heeft de vervoerder de “slot history” van de vlucht Amsterdam-Zürich overgelegd. Zij heeft toegelicht dat de luchtverkeersleiding om 05:45 uur UTC de “slot” van 07:45 uur UTC introk en verving door een nieuwe CTOT van 08:09 uur UTC. Vervolgens is er om 08:03 UTC een nieuwe CTOT toegewezen van 08:59 uur UTC, die ook is gebruikt. Bij deze CTOT’s staat vertragingscode 83 als reden vermeld, die wijst op beperkingen op de plaats van bestemming (Zürich).
5.6.
De kantonrechter overweegt dat het opleggen van een nieuw ‘slot’ kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. De passagiers hebben niet betwist dat de luchtverkeersleiding voorafgaand aan het vertrek vanuit Amsterdam twee maal een nieuw slot heeft opgelegd aan de onderhavige vlucht. Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering de vlucht Amsterdam-Zürich. De vertraging ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden heeft het immers voor de passagiers onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar Valencia te halen. De (langdurige) vertraging op de eindbestemming van de passagiers is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de uitvoering van het eerste deel van de vlucht.
5.7.
De volgende vraag die worden beantwoord moet worden, is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder voert aan dat zij de passagiers heeft omgeboekt op het eerste beschikbare alternatief. De passagiers betwisten te zijn omgeboekt naar de eerste en snelste verbinding. Volgens de passagiers zouden zij met minder vertraging in Valencia zijn aangekomen indien de vervoerder hen had omgeboekt naar vlucht KL1503 (Amsterdam-Valencia), aldus de passagiers. De kantonrechter volgt de passagiers hierin niet. De kantonrechter merkt op dat – anders dan in eerdere vonnissen van deze rechtbank is geoordeeld – de luchtvaartmaatschappij niet onder alle omstandigheden kan volstaan met het aanbieden van de eerstvolgende vlucht die door de vervoerder zelf of een dochtermaatschappij wordt uitgevoerd. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) is dit in beginsel geen redelijke maatregel, indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen. In het onderhavige geval zijn de passagiers echter blijkens de producties bij repliek en de toelichting van de passagiers daarop nog dezelfde dag aangekomen op de eindbestemming, met een vertraging van circa 5 uur. Indien de passagiers met de door hen genoemde vlucht van KLM vervoerd zouden zijn, waren zij 1 uur en 57 minuten eerder in Valencia aangekomen, ervan uitgaande dat in de door de passagiers bij repliek overgelegde productie 3 lokale tijden staan vermeld. De vertraging zou dan nog steeds 3 uur en 8 minuten zijn geweest. Onder deze omstandigheden kan niet geoordeeld worden dat de vervoerder, door de passagiers om te boeken naar de eerstvolgende door haarzelf uitgevoerde vlucht, geen redelijk alternatief heeft aangeboden.
5.8.
Voorts dient de kantonrechter te beoordelen of de vervoerder voldoende reservetijd had ingepland. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 40 minuten gepland. De vervoerder heeft aangevoerd dat de minimale overstaptijd op Zürich 30 minuten bedraagt. Er was dus sprake van een reservetijd van 10 minuten bovenop de overstaptijd, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd. Dit neemt niet weg dat de passagiers te Zürich een aankomstvertraging van 57 minuten hadden en dat zij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen, zelfs indien er geen sprake was geweest van 10 minuten vertrekvertraging ten gevolge van de verlate aankomst van de voorgaande vlucht. Daarnaast staat vast dat de gewijzigde slots aan de vlucht Amsterdam-Zürich zijn opgelegd op een moment dat van aankomstvertraging van de voorgaande vlucht nog geen sprake was. Het betoog van de passagiers dat deze vertraging heeft geleid tot het missen van de aansluitende vlucht, volgt de kantonrechter dan ook niet.
5.9.
Gelet op al het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter