ECLI:NL:RBNHO:2020:10187

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
7740721 \ CV EXPL 19-5812
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door British Airways

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Chennai via Londen. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vlucht, uitgevoerd op 11 augustus 2018, had een vertraging van meer dan drie uur, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht misten en uiteindelijk met een vertraging van zes uur op hun eindbestemming aankwamen. British Airways heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals instructies van de luchtverkeersleiding en een beperkte buffer in de planning.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways onvoldoende rekening heeft gehouden met mogelijke vertragingen, aangezien de geplande overstaptijd van 65 minuten te krap was. De rechter oordeelt dat British Airways, ondanks de aangevoerde omstandigheden, gehouden is tot compensatie van de passagiers. De vordering tot betaling van € 1.800,00 wordt toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De kantonrechter wijst de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De proceskosten worden toegewezen aan de passagiers, aangezien British Airways ongelijk krijgt.

Het vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof op 18 november 2020, en de kantonrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7740721 \ CV EXPL 19-5812
Uitspraakdatum: 18 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC.
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 maart 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via London Heathrow Airport naar Chennai Airport, Chennai, India op 11 augustus 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar London met vluchtnummer BA 431, hierna: de vlucht, is met vertraging uitgevoerd. De passagiers hebben hierdoor hun aansluitende vlucht naar Chennai gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van zes uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
British Airways betwist de vordering. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van de vlucht van Amsterdam (via Londen) naar Chennai, wordt als volgt overwogen. Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Chennai, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
British Airways voert aan dat de vlucht als gevolg van een combinatie van factoren met vertraging is uitgevoerd. De vlucht is aangevangen met een beperkte vertraging van drie minuten doordat de bemanning op een eerdere vlucht vertraging heeft opgelopen en de verplichte rusttijd in acht diende te nemen. Het toestel kreeg daarna te maken met een vertraging van 14 minuten vanwege een “TSAT Delay”, dat wil zeggen een instructie van de luchtverkeersleiding om op een later moment terug te bellen. Het toestel kon vervolgens om 09:52 uur GMT vertrekken. Na 16 minuten taxiën kon het toestel om 10:08 uur GMT opstijgen. Op dat moment zou het toestel conform planning om 10:55 uur GMT aankomen. Tijdens het naderen van London Heathrow Airport kreeg het toestel echter te maken met zogenaamde “Air holding delays”, wat inhoudt dat de stroom vluchten die willen landen niet verwerkt kunnen worden door de luchthaven. Tussen 10:00 en 11:00 uur GMT was sprake van 24 minuten air holding delay bij London Heathrow. Uiteindelijk kon het toestel landen waarna het met een vertraging van 19 minuten bij de gate aankwam. Indien het luchtverkeersbeheer van een luchthaven aangeeft dat het aantal uit te voeren vluchten zal worden beperkt is British Airways verplicht daaraan gehoor te geven. British Airways kan niet besluiten om toch te landen. Derhalve is sprake van buitengewone omstandigheden, aldus British Airways.
4.5.
Wat er ook zij van eventuele bijzondere omstandigheden, volgens planning zouden de passagiers om 10:55 uur GMT aankomen in Londen en om 12:00 uur GMT vertrekken voor de aansluitende vlucht, oftewel was er sprake van een geplande overstaptijd van 65 minuten. Onbetwist is tussen partijen vast komen te staan dat de minimale overstaptijd (MCT) voor deze passagiers op Heathrow 60 minuten was. Hieruit volgt dat vast staat dat British Airways slechts een buffer van 5 minuten had ingebouwd in de overstaptijd voor de passagiers, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd omdat in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. In het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) is immers beslist dat een luchtvaartmaatschappij gehouden is om in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening te houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van eventuele buitengewone omstandigheden. Het Hof heeft daarbij aangegeven dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd moet voorzien om de vlucht na afloop van de buitengewone omstandigheden zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft British Airways door de voorliggende buffer aan te houden onvoldoende rekening gehouden met eventuele vertragingen in het reisschema van de passagier.
4.6.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, British Airways gehouden is de passagiers te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht. De vordering tot betaling van de hoofdsom van in totaal € 1.800,00 (drie keer € 600,00) zal dan ook worden toegewezen.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 augustus 2018 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
5.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter