ECLI:NL:RBNHO:2020:10189

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
7803484 \ CV EXPL 19-7430
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en toepasselijkheid van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht van Frankfurt naar Amsterdam op 13 mei 2017. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D.E. Lof, vorderen een schadevergoeding van € 500,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Lufthansa, vertegenwoordigd door mr. E.C. Douma, betwist de vordering en stelt dat de passagiers zich niet hebben gemeld voor de vlucht, waardoor de 'no-show'-bepaling van toepassing zou zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht niet in geschil is. De rechter oordeelt dat Lufthansa niet heeft aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals weersomstandigheden, en dat de passagiers recht hebben op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de hoofdsom toe, evenals de wettelijke rente, maar wijst de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af. De proceskosten worden toegewezen aan de passagiers, aangezien Lufthansa ongelijk krijgt. Het vonnis is uitgesproken op 2 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7803484 \ CV EXPL 19-7430
Uitspraakdatum: 2 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[de passagier 1] ,

2. [de passagier 2],
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) onder andere kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen Lufthansa
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 april 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers diende te vervoeren van Frankfurt am Main (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 13 mei 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
Airhelp heeft namens de passagiers compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat de passagiers vijf vluchten hebben geboekt (twee op 5 mei 2017, twee op 12 mei 2017 en één op 13 mei 2017), maar zich niet hebben gemeld voor één van de vluchten. Lufthansa vermoedt dat de passagiers later hebben vernomen dat de vlucht van Frankfurt naar Amsterdam is geannuleerd en toen hebben bedacht de vordering in te stellen. Het meest verstrekkende verweer van Lufhansa is dat de vordering moet worden afgewezen aangezien de Verordening op grond van artikel 3 lid 2 van de Verordening niet van toepassing is, omdat de passagiers zich niet hebben gemeld voor de vlucht.
4.2.
Voorts voert Lufthansa aan dat de passagiers de vluchten hebben geboekt bij United Airlines. United Airlines heeft Lufthansa gevraagd om de passagiers van Frankfurt naar Amsterdam te vervoeren. Aan de reserveringen dan wel aan het ticket is de voorwaarde verbonden dat de passagiers gebruik maken van de vijf vluchten in de volgorde waarin zij zijn uitgeschreven. Het niet gebruik maken van één van deze vluchten, maakt de reservering van elk volgende vlucht ongeldig. Indien de passagiers zich wel hadden gemeld voor de vlucht beschikte zij op grond van de “no show”-bepaling niet langer over een reservering voor de vlucht. De Verordening is ook op grond van de “no show”-bepaling niet van toepassing.
4.3.
Meer subsidiair voert Lufthansa aan dat de Verordening niet van toepassing is op grond van artikel 3 lid 1 sub a van de Verordening, omdat het een vlucht betreft van Seattle via San Francisco en Frankfurt naar Amsterdam uitgevoerd door een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij. De vordering dient dan ook te worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Uit artikel 3 lid 2 van de Verordening volgt dat voor toepassing van de Verordening vereist is dat de passagiers “
een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie hebben en zich - behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 - bij de incheckbalie melden”. Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Aam het vereiste van melden bij de incheckbalie hoefde in dit geval dus niet te worden voldaan. Het meest verstrekkende verweer van Lufthansa wordt dan ook verworpen.
5.3.
Lufthansa beroept zich subsidiair op de naar de kantonrechter begrijpt algemene voorwaarden en in het bijzonder de “no-show”-bepaling van United Airlines, waaruit zou volgen dat de passagiers niet meer over een reservering beschikten voor de vlucht aangezien zij geen gebruik hebben gemaakt van de eerdere vluchten. De passagiers stellen hier tegenover dat zij hun vliegtickets niet bij United Airlines maar bij CheapTickets.nl hebben gekocht en dat Lufthansa niet heeft onderbouwd dat het niet mogelijk is om via CheapTickets.nl een reservering te maken zonder deze voorwaarde. Lufthansa voert vervolgens aan dat de passagiers op hun beurt niet hebben onderbouwd dat uit de algemene voorwaarden zou volgen dat de reservering voor vlucht LH996 geldig is. De kantonrechter begrijpt hieruit dat de passagiers niet betwisten dat zij hebben ingestemd met algemene voorwaarden, maar dat zij stellen dat in de algemene voorwaarden van United Airlines dan wel CheapTickets.nl geen “no-show bepaling” is opgenomen. Naar het oordeel van de kantonrechter had het gelet hierop op de weg van Lufthansa gelegen, aangezien zij zich beroept op de algemene voorwaarden van United Airlines, om aannemelijk te maken met welke algemene voorwaarden de passagiers hebben ingestemd en wat de exacte inhoud van die algemene voorwaarden is. Nu Lufthansa dit heeft nagelaten komt de kantonrechter niet toe aan de vraag of de passagiers op grond van de algemene voorwaarden nog over een reservering beschikten dan wel of de bepaling waar Lufthansa zich op beroept, zoals de passagiers stellen, onredelijk bezwarend is. De kantonrechter verwerpt ook dit verweer van Lufthansa.
5.4.
Lufthansa voert vervolgens aan dat de Verordening niet van toepassing is op grond van artikel 3 lid 1 sub a van de Verordening, omdat het een vlucht betreft van Seattle naar Amsterdam door een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij, United Airlines. De kantonrechter overweegt dat uit artikel 3 lid 5 van de Verordening volgt: “
Deze verordening is van toepassing op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier.”Niet in geschil is dat Lufthansa de vlucht van Frankfurt naar Amsterdam heeft uitgevoerd, volgens Lufthansa op verzoek van United Airlines. Lufthansa is dan ook bij annulering van de vlucht als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij gehouden om op grond van de Verordening compensatie te voldoen. Dat het vertrekpunt buiten een lidstaat ligt en een deel van de vlucht is uitgevoerd door een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij maakt dit niet anders.
5.5.
Lufthansa is niet gehouden compensatie te voldoen indien zij kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd in verband met weersomstandigheden. De kantonrechter stelt vast dat Lufthansa geen enkel stuk heeft overgelegd ter onderbouwing van deze door haar aangevoerde buitengewone omstandigheid. Uitgangspunt is dat de luchtvaartmaatschappij de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden dient aan te tonen. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. Lufthansa heeft dat nagelaten. Derhalve faalt ook dit verweer van Lufthansa. De kantonrechter komt daardoor niet toe aan de beoordeling van de vraag of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft genomen.
5.6.
Nu Lufthansa voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de annulering van de vlucht worden toegewezen
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagiers van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 mei 2017 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter