In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.A. Klaver, en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, die was opgelegd op 11 november 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep, ondanks de stelling van verweerder dat de machtiging van de gemachtigde was ingetrokken. De rechtbank oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres haar machtiging heeft herroepen en dat het beroep niet is ingetrokken.
De rechtbank heeft de navorderingsaanslag verminderd naar nihil en het beroep gegrond verklaard. Daarnaast is de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met ongeveer 12 maanden, en dat deze overschrijding geheel aan de bezwaarfase is toe te rekenen. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.572 en het betaalde griffierecht van € 47 aan eiseres vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van mr. R.A. Brits, griffier. De uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.