ECLI:NL:RBNHO:2020:10400

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
8114117 / CV EXPL 19-15931
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een reis van Belgrado naar Amsterdam via München op 7 juli 2019. De eerste vlucht, LH1723, vertrok met een vertraging van 57 minuten, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam misten en met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aankwamen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertragingen.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa niet kon aantonen dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De rechter concludeerde dat de vertraging van de passagiers het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar dat Lufthansa niet aansprakelijk was voor de compensatie omdat de vertraging niet te wijten was aan nalatigheid van de luchtvaartmaatschappij. De vordering van de passagiers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8114117 / CV EXPL 19-15931
Uitspraakdatum: 2 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer)
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 10 september 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers diende te vervoeren van Belgrado (Servië) naar München (Duitsland) met vlucht LH1723 en van München naar Amsterdam met vlucht LH2306 op 7 juli 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH1723 stond gepland te vertrekken om 11:05 uur UTC en te arriveren om 12:35 uur UTC. Vlucht LH1723 is met een vertraging van 57 minuten uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht LH2306 naar Amsterdam gemist. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met genoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij heeft daartoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Het eerste deel van de vlucht in kwestie (LH1723) maakt deel uit van de rotatievlucht München-Belgrado-München (LH1722/1723). De luchtverkeersleiding heeft de oorspronkelijke “slot” van zowel vlucht LH1722 als LH1723 ingetrokken en een nieuwe “slot” toegekend. De vluchten moesten gevolg geven aan deze instructies van de luchtverkeersleiding. Vlucht LH1722 is uiteindelijk met een vertraging van 17 minuten om 10:43 uur UTC geland te Belgrado. Vlucht LH1723 (Belgrado-München) stond gepland te vertrekken om 11:05 uur UTC maar kon wegens de vertraagde aankomst van de voorgaande vlucht LH1722, alsmede wegens een vertrekvertraging pas om 12:02 uur UTC vertrekken. De passagiers zijn met een vertraging van 57 minuten om 13:43 uur UTC München gearriveerd en hebben de aansluitende vlucht LH2306 naar Amsterdam, die gepland stond te vertrekken om 15:15 uur gemist. Lufthansa heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht naar Amsterdam.
4.3.
Lufthansa betwist tevens de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Amsterdam, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Lufthansa heeft in dat kader aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door de restricties van de luchtverkeersleiding ten aanzien van de voorafgaande vlucht LH1722 en de vlucht in kwestie LH1723. De vraag die voorligt is of Lufthansa met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van een door de luchtverkeersleiding genomen besluit. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.4.
Uit het door Lufthansa overgelegde vluchtrapport van vlucht LH1722 blijkt dat deze vlucht met een vertraging van 17 minuten is aangevangen en uiteindelijk met een vertraging van 23 minuten is uitgevoerd. De vertraging is ontstaan door Delay Code 93 (AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector, oftewel de vorige vlucht kwam met een vertraging binnen) en Delay Code 37 (CATERING, late delivery or loading, oftewel te late catering). De kantonrechter beschikt over onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen of de vertraging van 11 minuten door code 93 is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat vertraging van zes minuten als gevolg van code 37 inherent is aan het uitvoeren van de activiteiten van een luchtvaartonderneming. Echter blijkt tevens uit het vluchtrapport dat de luchtverkeersleiding om 06:50 uur UTC de oorspronkelijke slottijd (08:50 uur UTC) van vlucht LH1722 heeft ingetrokken en een nieuwe CTOT heeft afgegeven. Uiteindelijk is vlucht LH1722 vertrokken om 09:21 uur UTC. Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van Lufthansa. Ook is niet gebleken dat de nieuwe CTOT voortvloeit uit de vertragingen als gevolg van code 93 en code 37. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval de opgelegde CTOT dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een CTOT is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De uiteindelijke vertraging van vlucht LH1722 is dan ook ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid.
5.5.
De vraag die vervolgens voorligt is of de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH1722 doorwerkt naar de vlucht in kwestie LH1723. Uit het vluchtrapport van vlucht LH1723 volgt dat de vlucht met een vertraging van 57 minuten is uitgevoerd. Het vluchtrapport vermeldt de Delay Code 93. Voldoende gebleken is dat deze vertraging van 18 minuten is ontstaan als gevolg van de vertraagde uitvoering van vlucht LH1722. Nu reeds is vastgesteld dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid werkt deze buitengewone omstandigheid door naar vlucht LH1723. Uit het vluchtrapport blijkt tevens dat de luchtverkeersleiding de slottijd van 11:05 uur UTC heeft ingetrokken een heeft vervangen door een nieuwe CTOT (11:59 uur UTC). Vervolgens is de CTOT herhaaldelijk aangepast en heeft de luchtverkeersleiding uiteindelijk om 11:30 uur UTC een nieuwe CTOT om 12:15 uur UTC opgelegd. Reden hiervoor was Delay Code 81 (ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand/capacity problems), hetgeen wijst op beperkingen van de luchtverkeersleiding wegens drukte op de route van de vlucht. Vlucht LH1723 heeft deze CTOT moeten opvolgen en had niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken. Wederom is niet gebleken dat de luchtverkeersleiding een nieuwe CTOT heeft opgelegd door toedoen van Lufthansa. De vertraging als gevolg van code 81 is dan ook het gevolg geweest van een buitengewone omstandigheid.
5.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat zowel vlucht LH1722 als LH1723 vertraagd zijn uitgevoerd als gevolg van een buitengewone omstandigheid. De uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht LH1723. De passagiers hebben immers door deze vertraging de aansluitende vlucht LH2306 gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagiers is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 40 minuten gepland. De minimale overstaptijd in München is 30 minuten. Er was dus sprake van een reservetijd van 10 minuten bovenop de overstaptijd, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd. Dit neemt niet weg dat dat de passagiers in Belgrado een aankomstvertraging van 57 minuten hadden en dat zij, ook al zou Lufthansa voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. Lufthansa heeft de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van Lufthansa worden verwacht. Daarbij heeft Lufthansa toegelicht dat zij de passagiers naar de eerst mogelijke vervoersmogelijkheid met voldoende plaats heeft omgeboekt. Passagiers betwisten dit en stellen dat vlucht KL1798 en niet LH2308 de eerst mogelijke vlucht was. De passagiers hebben deze stelling onvoldoende onderbouwd. Lufthansa heeft daarentegen voldoende aangetoond dat er geen eerder beschikbare alternatieve vlucht voor handen lag.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven derhalve geen bespreking.
5.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de passagiers worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter