5.3De gemeente Haarlem (afdeling Vastgoed) en eiser, gezamenlijk de eigenaren van het pand, hebben toegelicht dat zij beide de noodzaak inzien van renovatie van de vloer. Zij verschillen echter van mening over de belastbaarheid die daarbij dient te worden aangehouden, de manier van renoveren en over de kostenverdeling van de renovatie. Ook verweerder heeft uitgesproken dat zij de voorkeur heeft voor renovatie van de vloer. Het komt de rechtbank dan ook onvolledig voor dat verweerder heeft gekozen enkel het museum een gebruiksbeperking op te leggen, zonder met de eigenaren te komen tot afspraken over renovatie van de vloer. De toelichting ter zitting dat de eigenaren ‘er niet uitkomen’ en de ‘stemmingen staken’ is ook niet bevredigend. Verweerder is de gezaghebber die kan gelasten dat partijen de overtreding ongedaan maken of ongedaanmaking daarvan dulden. Daarvoor is geen instemming van de eigenaren vereist. De kostenverdeling en de manier van renoveren zijn vervolgens civiele zaken die verweerder in zijn hoedanigheid als bestuurder niet zou moeten aangaan en waarover de eigenaren tot afspraken zullen moeten komen. Ook de stelling dat de maatregel als tijdelijke (nood)maatregel geldt totdat de eigenaren eruit zijn is niet bevredigend. Als verweerder gehoor wilde geven aan de vraag om genoeg tijd om de renovatie te plannen en uit te voeren, had hij dat tot uitdrukking kunnen brengen in een (lange) begunstigingstermijn.
Het is niet ondenkbaar dat tijdens die begunstigingstermijn vervolgens een gebruiksbeperking zou gelden. Die gebruiksbeperking zou dan echter in tijd beperkt zijn. Bovendien zou dan op de permanente oplossing gehandhaafd worden en niet enkel op de gebruiksbeperking als zodanig. Het is dat verschil tussen handhaving op een permanente oplossing met in de tussentijd een gebruiksbeperking en enkel handhaving op een tijdelijke gebruiksbeperking, waarin voor de rechtbank tot uitdrukking komt waarom geen sprake is van een gelijkwaardige oplossing. Renovatie van de vloer zou een permanente oplossing zijn. De gebruiksbeperking is niet bedoeld om permanent te gelden, maar is bedoeld om de eigenaren de tijd te geven tot renovatie te komen. Reeds daarom levert de gebruiksbeperking niet een gelijkwaardige oplossing op als constructief voldoen aan de NEN 8700 norm. Het beroep slaagt ook hierom.
6. Eiser heeft tot slot gesteld dat het gebruik van de eerste verdieping als museum in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van dat standpunt. Eiser heef dat pas in de bezwaarfase gesteld. De beslissing die verweerder daarover heeft genomen in het bestreden besluit moet in zoverre worden gezien als een primair besluit, en het beroep als bezwaar daartegen. Verweerder zal over dat deel afzonderlijk een beslissing op het bezwaar moeten nemen.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Vanwege de verschillende genoemde zorgvuldigheidsgebreken kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand blijven. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. In dat nieuwe besluit moet een handhavingsbeslissing worden genomen die is gericht op permanente ongedaanmaking van de overtreding – tenzij sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in 2.1. Verweerder dient daarbij te bepalen wanneer de overtreding ongedaan is gemaakt. Hij bepaalt daarbij bijvoorbeeld de belastbaarheid van de vloer die na de begunstigingstermijn dient te zijn bereikt. Die beslissing moet worden opgenomen in het handhavingsbesluit en afdwingbaar zijn met een dwangmaatregel. Voor de tussentijd tijdens de begunstigingstermijn kan een tijdelijke oplossing worden geformuleerd. Die moet dan ook in het handhavingsbesluit worden opgenomen, duidelijk zijn en afdwingbaar zijn met een dwangmaatregel.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Ook de deskundigenkosten ten bedrage van € 2.880,- zijn voldoende onderbouwd en in redelijkheid gemaakt, zodat die ook voor vergoeding in aanmerking komen.