ECLI:NL:RBNHO:2020:10886
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, wonende te [Z], had beroep ingesteld tegen de vastgestelde waarde van zijn woning voor het kalenderjaar 2019, die door de heffingsambtenaar van de gemeente Heemstede op € 431.000 was vastgesteld. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en voerde aan dat de woning een lagere waarde van € 380.000 rechtvaardigde, onderbouwd door een taxatierapport en vergelijkingsobjecten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank overwoog dat de door verweerder overgelegde matrix met vergelijkingsobjecten en de taxatie voldoende onderbouwing boden voor de vastgestelde waarde. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat de waarde van de woning lager zou moeten zijn, en de rechtbank concludeerde dat de aan de woning toegekende waarde in een juiste verhouding stond tot de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten. De rechtbank wees ook de grief van eiser over de motivering van de uitspraak op bezwaar af, en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt, maar niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen.