ECLI:NL:RBNHO:2020:10946
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet; onterecht verzoek om bankafschriften over langere periode
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Holland op 12 november 2020, gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw). Eisers, die sinds 2011 een bijstandsuitkering ontvingen, kregen op 3 april 2019 te horen dat hun recht op uitkering per 1 januari 2018 was ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting, omdat eisers niet alle gevraagde bankafschriften hadden overgelegd. Verweerder had ook een terugvordering ingesteld voor ten onrechte verstrekte bijstand over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 juli 2018.
Eisers hebben tegen het besluit bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 6 oktober 2020 werd duidelijk dat eisers niet waren verschenen op eerdere uitnodigingen voor gesprekken en dat zij op vakantie waren geweest zonder dit te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had aangetoond dat er aanleiding was om bankafschriften over een langere periode op te vragen dan de gebruikelijke drie maanden. De rechtbank stelde vast dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer niet gerechtvaardigd was, omdat er geen concrete redenen waren om de financiële situatie van eisers over een langere periode te onderzoeken.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de primaire besluiten, omdat deze dezelfde gebreken vertoonden. Verweerder werd veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eisers. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de inlichtingenverplichting en de privacy van betrokkenen.