ECLI:NL:RBNHO:2020:11257

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
HAA 20/3425
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot veroordeling in proceskosten na intrekking van beroep inzake AVG-aanvraag

Op 21 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk. De eiser had op 24 juni 2020 beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn AVG-aanvraag van 26 september 2019. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling. Op 21 juli 2020 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist en een dwangsom van € 1.442,00 toegekend aan de eiser. Het beroep is op 10 september 2020 ingetrokken, waarbij de eiser verzocht heeft om verweerder in de kosten van de procedure te veroordelen.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar verweerder heeft niet gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen wordt afgewezen. De rechtbank stelt vast dat eiser geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Wel dient het door eiser betaalde griffierecht van € 178,- te worden vergoed door verweerder.

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Alkmaar
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3425

uitspraak van de enkelvoudige kamer 21 december 2020 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 24 juni 2020 bij de rechtbank Rotterdam beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn AVG-aanvraag van 26 september 2019.
Bij brief van 26 juni 2020 heeft de rechtbank Rotterdam op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep van eiser naar deze rechtbank doorgezonden ter verdere behandeling.
Bij brief van 21 juli 2020 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist. Verweerder heeft aan eiser een dwangsom ingevolge 4:17, eerste lid van de Awb, toegekend van € 1.442,00.
Het beroep is bij brief van 10 september 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 16 oktober 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft niet gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan het beroep niet tijdig beslissen. De rechtbank stelt verder vast dat eiser bij het intrekken van het (terecht ingediende) beroepschrift gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen afwijzen omdat eiser geen kosten heeft gemaakt die ingevolge het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen en van dergelijke kosten ook niet is gebleken.
5. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient wel het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,- te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.