In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een deelgeschil over aansprakelijkheid na een voorval tijdens een hockeytraining. Verzoeker, die als trainer op het ene veld stond, heeft letsel opgelopen toen verweerder, die op een ander veld trainde, een hockeybal richting de goal sloeg. De bal raakte het hoofd van verzoeker, wat leidde tot hoofdletsel. Verzoeker heeft verweerder aansprakelijk gesteld, maar verweerder en zijn verzekeraar, Nationale Nederlanden, hebben de aansprakelijkheid afgewezen, stellende dat het voorval plaatsvond binnen een sport- en spelsituatie.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake was van een sport- en spelsituatie en of verweerder onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de situatie op het hoofdveld, waar beide partijen trainden, meebracht dat zij rekening moesten houden met elkaars gedragingen. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat deelnemers aan een sport- of spelsituatie gevaarlijke of slecht gecoördineerde handelingen van elkaar moeten verwachten. De rechtbank concludeerde dat het slaan van de bal door verweerder niet als onrechtmatig kon worden aangemerkt, omdat verzoeker rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat ballen van het andere veld op zijn veld terecht konden komen.
De rechtbank heeft de verzoeken van verzoeker om aansprakelijkheid vast te stellen en schadevergoeding te ontvangen afgewezen, maar heeft wel de kosten van de procedure toegewezen. De totale kosten van de procedure zijn begroot op € 4.319,70, inclusief griffierechten. De beslissing benadrukt de nuances van aansprakelijkheid binnen sportcontexten en de verwachtingen die spelers van elkaar moeten hebben.