Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8114187 / CV EXPL 19-15934
Uitspraakdatum: 30 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Mexico)
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma
1.Het procesverloop
1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 10 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft vervolgens daar schriftelijk op gereageerd.
2.De feiten
2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) op 7 juli 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is door de vervoerder geannuleerd.
2.3.
De passagier is omgeboekt en met een alternatieve vlucht op 7 juli 2019 om 13:08 uur lokale tijd op diens eindbestemming Frankfurt aangekomen. Passagier is 2 uur en 47 minuten eerder dan gepland op de eindbestemming Frankfurt aangekomen.
2.4.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
3.De vordering
3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
4.Het verweer
4.1.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van de vordering en voert primair aan dat, nu de passagier nalaat om te vermelden met welke vlucht en op welk tijdstip zij in Frankfurt is aangekomen, zij niet aan haar substantiëringsplicht voldoet.
4.2.
De vervoerder voert voorts aan dat de vlucht van Amsterdam naar Frankfurt is geannuleerd als gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Een uit de Tweede Wereldoorlog afkomstige bom in (de buurt van) Frankfurt moest onschadelijk worden gemaakt, hetgeen heeft geleid tot sluiting van het luchtruim dan wel beperkte capaciteit van het luchtruim. De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd en de passagier omgeboekt naar een vervangende vlucht. Dit is een oncontroleerbare situatie die de vervoerder kon voorkomen noch beperken.
4.3.
Voorts betwist de vervoerder buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn omdat de door de gemachtigde van de passagier verrichte werkzaamheden niet meer zijn geweest dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
5.De beoordeling
5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.1.
De substantiëringsplicht houdt niet in dat de passagier de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop zij daarheen is vervoerd dient te vermelden, maar het weergeven van bekende verweren van de vervoerder en de gronden daarvoor, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagier bekend was. Aan dit verweer van de vervoerder zal dan ook voorbij worden gegaan. Overigens heeft de passagier bij repliek gesteld dat zij met de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht LH989 om 13:08 uur lokale tijd in Amsterdam is aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist.
5.2.
Vast staat dat de vlucht door de vervoerder is geannuleerd. Niet gebleken is van een situatie als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Verordening. Dit brengt met zich mee dat de vervoerder gehouden is de passagiers te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden en dat de annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
De vervoerder voert aan dat de vlucht is geannuleerd als gevolg van een capaciteitsreductie veroorzaakt door de ontmanteling van een uit de Tweede Wereldoorlog afkomstige bom. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport van de vlucht overgelegd, waaruit volgt dat de vlucht, en 18 andere vluchten, zijn geannuleerd in verband met “
atc capacity reduction caused by wwii dud disarming in fra arr/dep”. Tevens heeft de vervoerder interne communicatie overgelegd waarin staat dat het luchtverkeer op 7 juli 2019 tussen 10:00 uur en 13:45 uur UTC werd beperkt en dat de bom om 13:50 uur UTC onschadelijk is gemaakt. Voorts wordt het voorgaande ondersteund door het overgelegde dagrapport van de vervoerder en de “Incident Calendar”. De kantonrechter overweegt dat uit de door de vervoerder overgelegde producties voldoende blijkt dat sprake was van een capaciteitsreductie veroorzaakt door een bomontmanteling in de omgeving van de luchthaven van Frankfurt. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een buitengewone omstandigheid. Er was immers sprake van een omstandigheid waarop de vervoerder geen invloed kon uitoefenen.
atc capacity reduction caused by wwii dud disarming in fra arr/dep”. Tevens heeft de vervoerder interne communicatie overgelegd waarin staat dat het luchtverkeer op 7 juli 2019 tussen 10:00 uur en 13:45 uur UTC werd beperkt en dat de bom om 13:50 uur UTC onschadelijk is gemaakt. Voorts wordt het voorgaande ondersteund door het overgelegde dagrapport van de vervoerder en de “Incident Calendar”. De kantonrechter overweegt dat uit de door de vervoerder overgelegde producties voldoende blijkt dat sprake was van een capaciteitsreductie veroorzaakt door een bomontmanteling in de omgeving van de luchthaven van Frankfurt. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een buitengewone omstandigheid. Er was immers sprake van een omstandigheid waarop de vervoerder geen invloed kon uitoefenen.
5.4.
De passagiers hebben gesteld dat de vervoerder de vlucht had kunnen uitvoeren aangezien de geplande aankomsttijd 13:55 uur UTC was, en dus na opheffing van de beperkingen. De kantonrechter volgt de passagiers niet in deze stelling. De vervoerder kon immers van tevoren niet weten hoe lang de beperkingen zouden duren en voert terecht aan dat zij de vlucht enkel uit Amsterdam zou laten vertrekken als het zeker was dat deze daadwerkelijk in Frankfurt kan landen. Dat was niet bekend op het beoogde moment van vertrek. Ook ten aanzien van de stelling van de passagier dat de vlucht plaats had kunnen vinden omdat 145 van de 155 vluchten hebben plaatsgevonden desbetreffende dag, volgt de kantonrechter deze stelling niet. Bij conclusie van dupliek is door de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat de vluchten van de vervoerder veelal zijn geannuleerd omdat de vervoerder, in tegenstelling tot andere luchtvaartmaatschappijen waarvan de vluchten wel doorgang hebben gevonden, omboekingsmogelijkheden heeft gehad op desbetreffende dag. Een luchtvaartmaatschappij die één keer per dag naar en van Frankfurt vliegt wordt niet getroffen omdat die geen omboekingsmogelijkheden heeft op dezelfde dag.
5.5.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken, zonder dat zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht.
5.6.
De vervoerder heeft, door de passagier om te boeken en met vlucht LH989 naar diens eindbestemming Frankfurt te vervoeren, gedaan wat binnen haar mogelijkheden lag om de passagier met een zo beperkt mogelijke vertraging naar de eindbestemming te vervoeren. Bovendien kan van de vervoerder niet worden verwacht dat zij op iedere luchthaven een reservevliegtuig heeft staan. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. Daarbij heeft de vervoerder toegelicht dat zij de passagier naar het eerst mogelijke alternatief, waarop een plaats beschikbaar was heeft omgeboekt. De passagier stelt dat betere alternatieven beschikbaar waren, echter betreffen de door de passagier aangehaalde alternatieve vluchten steeds vluchten van een andere luchtvaartmaatschappij dan die van vervoerder of een dochtermaatschappij van vervoerder. De kantonrechter is van oordeel dat niet van de vervoerder gevergd kan worden dat zij voor het aanbieden van een alternatieve vlucht de passagier de mogelijkheid geeft om te kiezen uit alle vluchten van die dag met verschillende vertrekbestemmingen, bij alle luchtvaartmaatschappijen. Het aanbieden van de eerst mogelijke vlucht uitgevoerd door de vervoerder dan wel een dochtermaatschappij acht de kantonrechter voldoende. Door hiertoe over te gaan heeft de vervoerder reeds voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 8 van de Verordening. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de annulering te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven geen bespreking meer.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.
6.De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter