In deze zaak hebben passagiers van een vertraagde vlucht van Valencia naar Rotterdam/Den Haag een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines. De passagiers vorderden compensatie voor de vertraging van meer dan drie uur op 24 augustus 2018, alsook wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Transavia heeft de compensatie op 10 december 2018 voldaan, maar betwistte de verschuldigdheid van de wettelijke rente en de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers gemachtigd zijn om namens hun minderjarige kinderen te procederen. De kantonrechter oordeelde dat de wettelijke rente over het bedrag van € 2.000,00 vanaf 27 augustus 2018 tot en met 4 december 2018 toewijsbaar was, omdat de schade terstond opeisbaar was. De vordering tot vergoeding van redelijke kosten werd afgewezen, omdat de passagiers niet onderbouwd hadden waarom deze kosten niet onder een mogelijke proceskostenveroordeling zouden vallen. De kantonrechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt, en wees het meer of anders gevorderde af.