ECLI:NL:RBNHO:2020:2258

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1175
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten en omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V.Y. Jokhan, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, geboren op 3 juni 1998, heeft een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, nadat eerdere aanvragen en bezwaren waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van 25 juli 2018 door verweerder is opgevat als een herhaalde aanvraag, wat volgens de rechtbank terecht is. Eiseres stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat de ingebrachte informatie niet nieuw was en dat de medische situatie van eiseres niet wezenlijk was veranderd sinds de eerdere beoordeling in 2017.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de diagnose sociale angststoornis en de vermeende toename van beperkingen, zorgvuldig overwogen. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De rechtbank heeft ook het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel was gerezen over de medische bevindingen van de verzekeringsartsen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere besluiten van verweerder in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/1175

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.Y. Jokhan),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. Roos).

Procesverloop

Bij besluit van 17 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten niet terug te komen op het besluit van 9 mei 2017.
Bij besluit van 5 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen, vergezeld van [naam 1] (de moeder van eiseres) en [naam 2] (de individueel begeleidster van eiseres). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres, geboren op 3 juni 1998, heeft ADD, heeft een lichte verstandelijke handicap, een milde depressie en een sociale angststoornis.
1.1
Op 2 februari 2017 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Bij besluit van 9 mei 2017 heeft verweerder beslist dat eiseres niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat zij arbeidsvermogen heeft. Bij besluit van 8 november 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Eiseres heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld.
1.2
Op 22 september 2017 heeft eiseres verzocht om herziening van het besluit van
9 mei 2017. Bij besluit van 8 november 2017 heeft verweerder het verzoek om herziening afgewezen, omdat geen sprake was van nieuwe feiten en omstandigheden. Bij besluit van 24 mei 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld (zaaknummer HAA 18/2770). Bij uitspraak van 7 december 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Eiseres heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Dit hoger beroep loopt nog.
1.3
Op 25 juli 2018 heeft eiseres opnieuw een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Bij de aanvraag heeft eiseres een besluit van de gemeente Heerhugowaard van 7 juni 2018 overgelegd waarin is besloten dat eiseres thuisondersteuning krijgt. Verder heeft eiseres informatie van de GGZ overgelegd, te weten een intakeformulier van 5 februari 2018 en een behandelplan van 18 juni 2018.
1.4
In het kader van de nieuwe aanvraag heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts is van mening dat in de nieuwe aanvraag geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die het bestaan van ontwikkelingsmogelijkheden doen wijzigen ten opzichte van het onderzoek door de verzekeringsarts in 2017. Op grond hiervan heeft verweerder het primaire besluit genomen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft eiseres een zorgplan Pgb individuele begeleiding van 22 november 2018 overgelegd, als ook informatie van de GGZ van 21 januari 2019 en een zorgplan van Heemzorg van september 2018.
1.5
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien af te wijken van het primaire medische oordeel en heeft de nieuwe aanvraag opgevat als een herhaalde aanvraag. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is geen sprake van nieuwe feiten en omstandigheden, is geen sprake van een toename van de beperkingen binnen vijf jaar en kan geen beroep worden gedaan op de duuraanspraak. Op grond hiervan heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
2. Eiseres stelt allereerst dat verweerder er ten onrechte van uit is gegaan dat de aanvraag van 25 juli 2018 een verzoek is om terug te komen op het besluit van 9 mei 2017. Volgens eiseres is het haar op grond van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wet Wajong toegestaan om een nieuwe aanvraag in te dienen.
2.1
Indien wel sprake zou zijn van een herhaalde aanvraag stelt eiseres dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Uit de stukken die bij de aanvraag zijn ingebracht blijkt genoegzaam dat bij eiseres allerlei ondersteuningsaanvragen zijn op het gebied van administratie en financiën, werk en opleiding, huishouding, huisvesting en woonvaardigheden, contacten en psychisch-, emotioneel- en sociaal functioneren. Daartoe zijn gaandeweg allerlei extra en bijkomende voorzieningen getroffen.
2.2
Verder stelt eiseres dat sprake is van een toename van beperkingen. Bij de aanvraag is de diagnose sociale angststoornis gesteld. Eiseres is hiervoor onder behandeling.
Tot slot stelt eiseres dat sprake is van een duuraanspraak. Dit volgt uit de overgelegde (medische) informatie. Ten onrechte heeft verweerder geen belangenafweging gemaakt.
2.3
In beroep heeft eiseres informatie van een IQ-test van 18 juni 2019 overgelegd en een brief van de GGZ van 24 februari 2020. Ter zitting heeft eiseres een brief van 18 januari 2019 met producties gericht aan verweerder overgelegd. Deze is bij gelegenheid van de hoorzitting in de bezwaarfase overgelegd en ontbrak in het dossier. Eiseres heeft de rechtbank verzocht een onafhankelijk deskundige te benoemen.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
3.1
Terecht heeft verweerder de aanvraag van eiseres opgevat als een herhaalde aanvraag. Het artikel waar eiseres naar verwijst biedt de mogelijkheid om bij een toename van klachten binnen vijf jaar na de afwijzing van een Wajong-uitkering een melding te doen bij verweerder, die vervolgens toetst of er op basis van de toename alsnog recht bestaat op een Wajong-uitkering. Eiseres heeft echter opnieuw een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend, in plaats van een melding toename van klachten als bedoeld in het artikel.
3.2
De rechtbank zal allereerst beoordelen of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Feiten of omstandigheden waarvan zonder meer duidelijk is dat ze geen rol kunnen spelen bij het besluit worden niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden beschouwd.
3.3
De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat uit de verschillende ingebrachte (medische) stukken in bezwaar hetzelfde beeld naar voren komt als in de stukken die bijgevoegd zijn bij de eerste aanvraag om een Wajong-uitkering in 2017. De verzekeringsarts heeft in 2017 reeds rekening gehouden met de nu beschreven diagnose sociale angststoornis, omdat de klachten en/of beperkingen waarop deze diagnose is gebaseerd in eerdere stukken ook al voorkwamen. Uit het intakeverslag van Queeste van 10 mei 2016 volgt al dat eiseres zeer hoog scoort op angst en dat sprake is van een isolement met leeftijdsgenoten. Verder wordt in het eindevaluatieverslag WMO-Zorg van 31 december 2017 al gesproken over de diagnose sociale angststoornis. Bovendien kan een andere (diagnostische) interpretatie van reeds bekende feiten en omstandigheden niet beschouwd worden als een nieuw feit of omstandigheid. Verder kan de rechtbank verweerder volgen dat de in beroep overgelegde informatie van de GGZ van 24 februari 2020 geen nieuwe medische gegevens bevat. De hierin genoemde diagnoses en klachten waren reeds bekend en zijn meegewogen bij de verschillende beoordelingen. Ook de informatie van 18 juni 2019 over de IQ-test bevat geen nieuwe medische gegevens. Bij de eerdere beoordelingen was al bekend dat eiseres een lichte verstandelijke handicap heeft. Hiermee is dus rekening gehouden. De door eiseres ter zitting ingebrachte producties, te weten een WMO-verslag van 5 december 2018, drie besluiten van de gemeente Heerhugowaard van 5 december 2018, een brief van de SVB van 3 januari 2019 en de verklaring van [naam 2] bevatten ook geen nieuwe medische gegevens die nog niet eerder zijn meegewogen in de verschillende beoordelingen. Eiseres heeft voorts niet gesteld en de rechtbank is ook niet gebleken dat het besluit van 9 mei 2017 desondanks evident onredelijk is.
3.4
Vervolgens dient te worden beoordeeld of verweerder het herzieningsverzoek van eiseres voor zover de aanvraag ziet op de toekomst ook terecht heeft afgewezen. Voor een aanvraag waarbij ook voor de toekomst wordt verzocht om terug te komen van een in rechte onaantastbaar geworden besluit geldt dat uitsluitend indien de aanvrager zijn aanvraag deugdelijk en toereikend heeft onderbouwd, door het bestuursorgaan moet worden onderzocht of en in hoeverre het oorspronkelijke besluit onjuist was. Indien vervolgens de onjuistheid van het besluit door verweerder wordt vastgesteld, is verweerder gehouden een belangenafweging te maken. Daarbij is van belang dat de aanvraag, uiterlijk in bezwaar, deugdelijk en toereikend moet worden onderbouwd en, voor zover mogelijk, wordt voorzien van relevant bewijs (ECLI:NL:CRVB:2015:1).
3.5
Rekening houdend met alle medische gegevens die bij de aanvraag en in bezwaar en beroep zijn overgelegd is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die, voor zover het gaat om aanspraken vanaf de datum waarop de herhaalde aanvraag is ingediend, zou kunnen leiden tot het oordeel dat moet worden teruggekomen op het besluit van 9 mei 2017. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat in lijn met het klinisch beeld en de diagnoses met alle klachten en beperkingen van eiseres rekening is gehouden. Nu de onjuistheid van het besluit van 9 mei 2017 niet is vastgesteld, was verweerder niet gehouden een belangenafweging te maken.
3.6
Ten aanzien van de beoordeling van mogelijk toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat hiervan geen sprake is. Uit alle overgelegde (medische) informatie kan dit niet worden herleid en eiseres en haar moeder hebben in bezwaar bevestigd dat het medisch beeld niet wezenlijk is gewijzigd sinds de beoordeling in 2017. Ook ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres niet aannemelijk weten te maken dat er sprake is van toegenomen beperkingen. De gemachtigde van eiseres heeft op de vraag waaruit blijkt dat de situatie van eiseres is verslechterd alleen geantwoord dat de situatie van eiseres in de afgelopen jaren niet is verbeterd en dat dit frustrerend is voor eiseres.
3.7
De rechtbank ziet geen aanleiding om te voldoen aan het verzoek van eiseres om een deskundige te benoemen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te brengen. Eiseres heeft in beroep met de overgelegde informatie echter geen twijfel doen ontstaan over de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De rapporten van de verzekeringsartsen geven blijk van een zorgvuldig onderzoek dat deugdelijk is gemotiveerd, inzichtelijk en consistent is. De omstandigheid dat eiseres het niet eens is met de conclusies van de verzekeringsartsen, is ook onvoldoende om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen (CRvB van 30 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4139).
3.8
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 31 maart 2020 door mr. L. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van I.M. Wijnker-Duiven, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.