In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen drie erfgenamen over de nalatenschap van hun overleden vader. De erfgenamen, [Eiser sub 1], [Eiser sub 2] en [gedaagde], hebben de nalatenschap van hun vader, die zonder testament is overleden, zuiver aanvaard. [gedaagde] was gemachtigd om de nalatenschap af te wikkelen en heeft een aanzienlijk bedrag uit de nalatenschap ontvangen. De andere erfgenamen vorderen dat [gedaagde] een boedelbeschrijving opmaakt en hen verantwoording aflegt over de afwikkeling van de nalatenschap. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] niet verplicht is om een boedelbeschrijving op te stellen, omdat er geen wettelijke basis voor is. De rechtbank wijst de vorderingen van [Eiser sub 1] en [Eiser sub 2] af, omdat zij onvoldoende bewijs hebben geleverd dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld of zich onrechtmatig heeft verrijkt. In reconventie vordert [gedaagde] vaststelling van het saldo van de nalatenschap, wat door de rechtbank wordt toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.