Op 6 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Enkhuizen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester, waarbij hem was gelast om een overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening Enkhuizen 2017 te staken. Dit besluit hield in dat verzoeker zijn horecabedrijf moest sluiten totdat er een exploitatievergunning was verleend.
Nadat de burgemeester op 28 januari 2020 had medegedeeld dat de sluiting per direct was opgeheven, trok verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg hij wel om een proceskostenvergoeding. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond was, omdat de burgemeester tegemoet was gekomen aan het verzoek van verzoeker door de sluiting op te heffen. De voorzieningenrechter baseerde zijn beslissing op artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een bestuursorgaan in de kosten kan worden veroordeeld indien het verzoek is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 525,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en heeft bepaald dat het door verzoeker betaalde griffierecht van € 178,- door de burgemeester moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen, en zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.