Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2020 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
€ 25
€ 4.084
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had beroep ingesteld tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, waarbij verweerder een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.572 had vastgesteld. Eiser had in zijn aangifte specifieke zorgkosten opgevoerd, waaronder reiskosten voor fysiotherapie, maar deze kosten zijn door de rechtbank niet aannemelijk geacht. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem opgevoerde zorgkosten en dat de verklaring van de fysiotherapeut niet specifiek genoeg was. Eiser had ook aangevoerd dat hij een auto ter beschikking had, maar de rechtbank vond dit niet relevant gezien de onduidelijkheid over de medische noodzaak van de behandelingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om immateriële schadevergoeding af, verwijzend naar een samenhangende zaak waarin wel een schadevergoeding was toegekend. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.