ECLI:NL:RBNHO:2020:2661

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
7818671 CV EXPL 19-7744
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door Ryanair en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben drie passagiers een vordering ingesteld tegen Ryanair wegens de annulering van hun vlucht van Malaga naar Amsterdam op 16 oktober 2017. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. Ryanair heeft de annulering van de vlucht gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar heeft geen bewijs geleverd ter onderbouwing van deze claim. De kantonrechter oordeelde dat Ryanair niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van omstandigheden die buiten haar controle lagen. De passagiers vorderden een totaalbedrag van € 2.124,00, inclusief wettelijke rente en bijkomende kosten, maar de kantonrechter wees enkele van deze vorderingen af, waaronder de kosten voor alternatieve vluchten en hotelovernachtingen, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd. Uiteindelijk werd Ryanair veroordeeld tot betaling van € 1.417,80 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en werden de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7818671 \ CV EXPL 19-7744
Uitspraakdatum: 1 april 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats] ,

2. [passagier sub 2]wonende te [woonplaats] ,
3. [passagier sub 3]wonende te [woonplaats] ,
Eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers,
gemachtigde: M.A. Woudenberg (DAS),
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Ryanair Limited,
gevestigd te Dublin (Ierland),
gedaagde,
hierna te noemen: Ryanair,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 23 mei 2019 een vordering tegen Ryanair ingesteld. Ryanair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Ryanair een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Ryanair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Ryanair de passagiers op 16 oktober 2017 diende te vervoeren van Malaga (Spanje) naar Amsterdam-Schiphol met vlucht FR 2334, hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de overgelegde boekingsbevestiging zou het toestel om 15:35 uur lokale tijd vertrekken uit Malaga en om 18:35 uur lokale tijd in Amsterdam arriveren. De vlucht is geannuleerd. De passagiers hebben een andere vlucht bij Transavia geboekt voor 18 oktober 2017.
2.3.
De passagiers hebben compensatie en vergoeding van de gemaakte kosten voor de alternatieve tickets en twee hotelovernachtingen van Ryanair gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Ryanair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Ryanair bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.124,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 318,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- € 67,58 aan vertaalkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Ryanair vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Ryanair van de gemaakte hotelkosten ter hoogte van € 291,00, de gemaakte kosten voor het boeken van een nieuw ticket ter hoogte van € 633,00, de betaling van de buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente en de vertaalkosten.

4.Het verweer

4.1.
Ryanair betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat zij heeft moeten besluiten de vlucht te annuleren als gevolg van buitengewone omstandigheden. Dit is volgens haar een gebeurtenis waarover Ryanair geen controle heeft bij de normale uitoefening van haar activiteit en die buiten de verplichtingen valt welke voortvloeien uit de na te leven veiligheidsregels. Verder voert Ryanair aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. Ryanair heeft, zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, niet kunnen vermijden dat de buitengewone omstandigheid waarmee zij werd geconfronteerd tot de annulering van de vlucht leidde. Zij is daarom niet gehouden om compensatie aan de passagiers te betalen.
4.2.
Voort heeft Ryanair aangevoerd dat zij niet gehouden is tot vergoeding van de door de passagiers gemaakte kosten voor de alternatieve tickets en de hotelkosten, omdat de gemaakte kosten onvoldoende onderbouwd zijn. Daarbij heeft Ryanair aangevoerd dat zij de passagiers overeenkomstig artikel 8 van de Verordening de keuze heeft geboden tot terugbetaling van de ticketprijs of om de passagiers om te boeken naar een andere vlucht. Ryanair licht toe dat de passagiers hebben gekozen voor terugbetaling van de tickets en dat zij dit bedrag reeds aan de passagiers heeft gerestitueerd. Omdat het de passagiers had vrijgestaan om te kiezen voor een herroutering door Ryanair hadden de passagiers de kosten voor het zelf georganiseerde alternatieve vervoer niet hoeven maken, zodat deze kosten voor rekening komen van de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vlucht is geannuleerd, zodat Ryanair op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Ryanair kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
Ryanair heeft aangevoerd dat de annulering van de vlucht is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De kantonrechter stelt vast dat Ryanair geen enkel stuk heeft overgelegd ter onderbouwing van de door haar aangevoerde buitengewone omstandigheid. Uitgangspunt is dat de luchtvaartmaatschappij de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden dient aan te tonen. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. Ryanair heeft dat nagelaten. Nog daargelaten dat Ryanair in het geheel niet heeft toegelicht om welke buitengewone omstandigheid het volgens haar gaat. Derhalve faalt het verweer van Ryanair. De kantonrechter komt daardoor niet toe aan de beoordeling van de vraag of Ryanair deze omstandigheid had kunnen voorkomen door het treffen van redelijke maatregelen. Gelet op het voorgaande zal de vordering tot betaling van de compensatie worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de compensatie is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.4.
De vordering ten aanzien van de hotelkosten ter hoogte van € 291,00 zal worden afgewezen, nu de passagiers onvoldoende hebben aangegeven waarom deze kosten op basis van de Verordening voor vergoeding door Ryanair in aanmerking komen. Daarbij hebben de passagiers de gemaakte hotelkosten onvoldoende onderbouwd, een factuur of betalingsbewijs ontbreekt.
5.5.
Ten aanzien van de gemaakte kosten voor de door de passagiers geboekte alternatieve vlucht met Transavia overweegt de kantonrechter dat deze kosten op grond van de Verordening niet voor vergoeding door Ryanair in aanmerking komen. Uitgangspunt van artikel 8 van de Verordening is dat de passagier in geval van een geannuleerde vlucht bijstand wordt geboden, waarbij de passagier de keuze krijgt tussen – kort – terugbetaling van het ticket van de geannuleerde vlucht of op kosten van de luchtvaartmaatschappij een andere vlucht krijgt aangeboden. Ryanair heeft aangevoerd dat zij de passagiers deze keuzemogelijkheden heeft voorgelegd en dat de passagiers hebben gekozen voor terugbetaling van de tickets. Ryanair licht vervolgens toe dat zij het bedrag reeds aan de passagiers heeft terugbetaald en verwijst daarbij naar een overzicht uit haar betaalsysteem (productie 2 bij de conclusie van antwoord). De passagiers betwisten de keuzemogelijkheid gehad te hebben en stellen dat Ryanair uit eigen beweging de ticketprijs voor de geannuleerde vlucht heeft terugbetaald. Hoe het ook zij vallen de kosten voor een door de passagier zelf geboekt en duurder ticket voor een alternatieve vlucht niet onder de reikwijdte van artikel 8 van de Verordening, zodat de kosten ter hoogte van € 633,00 ten aanzien van de vervangende vlucht zullen worden afgewezen.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Ryanair heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 217,80 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat de passagiers die kosten al hebben betaald.
5.7.
De gevorderde vertaalkosten ter hoogte van € 67,58 en de daarover gevorderde wettelijke rente zullen eveneens worden afgewezen. De passagiers hebben gesteld dat de dagvaarding verplicht is vertaald overeenkomstig artikel 5 van verordening (EU) nr. 1348/2000 inzake de kennisgeving in de lidstaten van de gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken. Echter de dagvaarding vermeldt dat deze is betekend ten kantore van Dirkzwager Advocaten & Notarissen te Nijmegen. Evenmin is een vertaling aan de dagvaarding gehecht. Daar komt nog bij dat de, als productie 9, overgelegde factuur ziet op vertaling van een brief en niet op vertaling van de dagvaarding, zodat deze kosten niet kunnen worden toegewezen.
5.8.
Nu partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Ryanair tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 13 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter