ECLI:NL:RBNHO:2020:3424

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
8360263 20-26
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming in kort geding wegens beëindiging huurovereenkomst en huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woontij en de gedaagde, die in een huurwoning verbleef. De eiseres, Woontij, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, omdat de huurovereenkomst al was geëindigd vóór 16 maart 2020 en er een aanzienlijke huurachterstand was ontstaan. De gedaagde was onbereikbaar voor de verhuurder en hield zich niet aan de contractuele verplichtingen, waaronder het onder behandeling blijven bij de GGZ. Daarnaast was er sprake van overlast door agressief gedrag van de gedaagde jegens medewerkers van de verhuurder en buren.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, ondanks de coronamaatregelen. De rechter stelde vast dat de huurovereenkomst op 24 januari 2020 was geëindigd en dat de gedaagde niet voldeed aan de voorwaarden van de huurovereenkomst. De rechter wees de vordering van Woontij toe, waarbij de gedaagde werd veroordeeld om binnen drie dagen de woning te verlaten en de sleutels af te geven. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De kantonrechter verklaarde Woontij niet-ontvankelijk in haar vordering jegens de gedaagde, maar gaf de bewindvoerder, Kwaaitaal q.q., de opdracht om de woning te ontruimen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8360263 \ KG EXPL 20-26 KB
Uitspraakdatum: 4 mei 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting Stichting Woontij
gevestigd te Den Burg
eiseres
verder te noemen: Woontij
gemachtigde: mr. V.C. van der Velde
tegen

1.[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
2. de besloten vennootschap Bureau Kwaaitaal B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Den Helder, in haar hoedanigheid van bewindvoerder in het op 9 maart 2020 uitgesproken bewind over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [gedaagde] , wonende te [woonplaats]
formele procespartij
verder te noemen: Kwaaitaal q.q.
procederende bij [bewindvoerder] .

1.Het procesverloop

1.1.
Woontij heeft [gedaagde] op 20 maart 2020 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling was gepland op 30 maart 2020. Kort voor deze mondelinge behandeling werd bekend dat er een bewind was uitgesproken over de goederen die toebehoren aan [gedaagde] . De zitting is daarom verplaatst naar 20 april 2020 teneinde de bewindvoerder op te roepen. Ter zitting is Kwaaitaal q.q. vrijwillig verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Woontij bij brief van 16 april 2020 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Woontij de woning te [adres] . De huur is aangegaan voor de duur van één jaar, ingaande 25 januari 2019 en eindigend op 24 januari 2020.
2.2.
In het Huurcontract Zelfstandige Woonruimte is onder andere, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
(…)
B. huurder ondersteuning, zorg en/of begeleiding nodig heeft in zijn dagelijkse leven;
C. huurder in verband met deze zorgbehoefte over een geldende indicatie voor extramurale zorg, of een PGB budget beschikt;
D. huurder in verband met het scheiden van Wonen en Zorg de begeleiding en/of zorg via de zorgaanbieder GGZ heeft geregeld;
E. huurder zich ervan bewust is dat de huisvesting en de begeleiding qua omvang, financiering en organisatie alleen mogelijk is indien de zorg en/of begeleiding afgenomen wordt van de onder D. genoemde zorgaanbieder;
F. huurder door ondertekening van deze huurovereenkomst zich derhalve verplicht gedurende de duur van deze huurovereenkomst de zorg en begeleiding uitsluitend van deze zorgaanbieder af te nemen;
G. gelet op het voorgaande en gelet op de doelstelling van verhuurder en de behoefte van huurder om ambulante zorg af te nemen en begeleid te kunnen wonen, zijn de begeleiding door de zorgaanbieder genoemd onder D en het in huur geven van de woongelegenheid door verhuurder, onverbrekelijk met elkaar verbonden (koppelbeding). In die zin dat de huurovereenkomst in ieder geval wordt beëindigd wanneer de zorg- en of woonbegeleidingsovereenkomst door huurder of de zorgaanbieder wordt beëindigd en wanneer van verantwoord wonen geen sprake meer kan zijn, zulks ter beoordeling van verhuurder met de in D. genoemde zorgaanbieder. (…)
2.2.
Op 7 oktober 2019 heeft mw. [XX] , procesregisseur Zorg- en Veiligheidshuis, een email verzonden met daarin een verslag van een overleg waarbij dhr. [YY] (GGZ), mevr. [AA] en [BB] aanwezig waren. Dit verslag hield onder meer in:
(…)
1. GGZ gaat het contact/de behandeling van dhr. [gedaagde] definitief afsluiten.(…)
2.3.
Op 30 oktober 2019 heeft Woontij in een brief aan [gedaagde] onder meer het volgende meegedeeld:
(…)
Sinds 25 januari woont u op de [adres] . U heeft een tijdelijke overeenkomst tot 25 januari 2020. Dit houdt in dat uw huurovereenkomst eindigt op vrijdag 24 januari 2020.
De reden hiervoor is dat u zich niet aan de afspraken houdt die met u gemaakt zijn en dat u zich laat begeleiden door een niet door ons erkende zorginstantie. Hierdoor is sinds mei van dit jaar een huurachterstand ontstaan. Ook de gemaakte betalingsafspraken worden niet door u nagekomen.
Voorkomen beëindigen huurovereenkomst
Er is een mogelijkheid om te voorkomen dat u uw woning kwijt raakt. Dit kan door akkoord te gaan met verplichte Bewindvoering via Bureau Kwaaitaal. (…)
Ik adviseer u dit te doen vóór 10 november (…)
2.4.
Op 25 januari 2020 heeft Woontij in een brief aan [gedaagde] onder meer het volgende meegedeeld:
(…)
Extra inspanningen
Woontij heeft zich extra ingespannen om te voorkomen dat u uw woning kwijt raakt. Woontij heeft wekelijks contact met mevrouw [AA] en het Veiligheidshuis gehad over de situatie. Ook heeft Woontij contact gezocht met de gemeente Den Helder. Woontij heeft steeds aangegeven dat uw tijdelijke overeenkomst niet verlengd wordt. Woontij heeft u wel meegegeven dat wij bereid zijn een nieuw contract met u af te sluiten met een koppelbeding en garantie voor de huurbetaling. Hiervoor hebben wij u in oktober al dringend verzocht op korte termijn contact op te nemen met Bureau Kwaaitaal. Dit bureau heeft Woontij zelfs toegezegd uw aanvraag met voorrang te behandelen. Helaas heeft u dit niet gedaan en ook mevrouw [AA] is niet in staat geweest u deze stap te laten nemen.
Huisbezoeken
Wel zijn medewerkers van Woontij meerdere keren, ook met een medewerker van Bureau Kwaaitaal bij u thuis geweest. Helaas werkte u ook toen niet mee en heeft u zich wederom agressief gedragen en zelfs de medewerkers bedreigd. (…)
2.5.
Op 9 maart 2020 is Bureau Kwaaitaal B.V. benoemd als bewindvoerder over de goederen die toebehoren aan [gedaagde] .
2.6.
Bij e-mail van 14 april 2020 bericht Woontij aan haar gemachtigde onder meer als volgt:
Bewoner van [adres 1] , …, meldt dat hij vanmorgen een discussie had met zijn vriendin, in het portaal. Daarop kwam de buurman van [adres] ( [gedaagde] ) naar buiten en begon te schreeuwen en te dreigen met een soort satéprikker. (..) probeerde hem af te weren, maar toen pakte [gedaagde] een mes. Daarop heeft ook (…) een mes gepakt om zich te kunnen verweren. (…) de politie is gebeld. (…)

3.De vordering

3.1.
Woontij vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening Kwaaitaal q.q. veroordeelt om binnen twee dagen na het in dezen te wijzen vonnis de woning met alle zich daarop en daarin bevindende personen en roerende zaken, te (doen) verlaten en ontruimen en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woontij te stellen en de betreffende woning niet meer te betreden, zulks met machtiging aan Woontij bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd te houden zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en op kosten van Kwaaitaal q.q., met gelasting aan Kwaaitaal q.q. deze kosten op vertoon van de daartoe benodigde bescheiden, bestaande uit een exploot of proces-verbaal van de met deze bewerking van de verlating en ontruiming belaste deurwaarder waarin deze kosten gespecificeerd worden opgegeven. Vorenstaande op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan waarmee Kwaaitaal q.q. in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 10.000,00. Daarnaast vordert Woontij Kwaaitaal q.q. te veroordelen tot betaling van de achterstallige huurpenningen ter hoogte van € 1.245,91, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten ad € 186,89, alsmede tot betaling van een bedrag van € 416,48 voor iedere maand of gedeelte daarvan gedurende waarvan [gedaagde] in het genot blijft van het gehuurde.
3.2.
Woontij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij in haar schrijven van 30 oktober 2019 de huurovereenkomst heeft opgezegd conform artikel 7:271 lid 1 Burgerlijk Wetboek tegen 24 januari 2020. Voorts is een huurachterstand ontstaan en laat [gedaagde] zich niet begeleiden door een erkende zorginstantie.
3.3.
De voor- en eindinspectie was door Woontij gepland op 8 januari 2020 respectievelijk 24 januari 2020. Bij de voorinspectie heeft [gedaagde] geen medewerking verleend en heeft zich agressief gedragen tegen de medewerkers van Woontij. Tijdens de eindinspectie was [gedaagde] afwezig. [gedaagde] heeft de woning op 24 januari 2020 niet ontruimd. Bij brief van 25 januari 2020 heeft Woontij daarom [gedaagde] gesommeerd om de woning uiterlijk 5 februari 2020 te ontruimen en de sleutels in te leveren. Bij brieven van 13 februari en 16 maart 2020 heeft Woontij [gedaagde] een laatste maal de gelegenheid gegeven om het gehuurde vrijwillig te verlaten. [gedaagde] verblijft echter nog steeds zonder recht of titel in het gehuurde.
3.4.
Daarnaast voldoet Kwaaitaal q.q. de huurpenningen niet, zodat de huurachterstand steeds groter wordt. Er is sprake van een huurachterstand tot en met februari 2020 van € 1.245,91.

4.Het verweer

4.1.
Kwaaitaal q.q. heeft de vordering inhoudelijk niet betwist. Zij voert aan – samengevat – dat zij als bewindvoerder, sinds het begin van het bewind op 9 maart 2020, geen contact met [gedaagde] heeft kunnen krijgen zodat zij aan de uitvoering van haar taak als bewindvoerder nog geen gevolg heeft kunnen geven.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een vordering betreffende een gedaagde wiens goederen onder bewind zijn gesteld, moet worden ingesteld tegen de bewindvoerder. Het bewind brengt weliswaar niet met zich mee dat de bewindvoerder partij is bij de overeenkomst, maar de rechten uit de overeenkomst zijn aan te merken als goederen die onder bewind staan. Hieruit volgt dat een bewindvoerder die verschijnt in een procedure waarin alleen de rechthebbende is gedagvaard, als formele procespartij heeft te gelden. Kwaaitaal q.q. moet daarom als formele procespartij worden aangemerkt. De aanhef van dit vonnis is hierop aangepast. Dat gegeven brengt voorts met zich dat Woontij niet‑ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen jegens [gedaagde] .
5.2.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Woontij daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het gaat om het verblijf in de woning zonder recht of titel en [gedaagde] bovendien agressief gedrag vertoont.
5.3.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.4.
[gedaagde] huurt van Woontij de woning aan [adres] . In de betreffende huurovereenkomst zijn voorwaarden opgenomen, zoals hiervoor vermeld onder 2.2. Deze voorwaarden maken onderdeel uit van de huurovereenkomst. [gedaagde] voldoet niet aan deze voorwaarden. Dit blijkt onder meer uit de e-mail van 7 oktober 2019 waarin GGZ haar behandelrelatie met [gedaagde] heeft beëindigd. Bij brief van 30 oktober 2019 heeft Woontij [gedaagde] geïnformeerd dat hij zich niet aan de voorwaarden in de huurovereenkomst heeft gehouden waardoor de huurovereenkomst eindigt op vrijdag 24 januari 2020. Aan de voorwaarde die Woontij in deze brief stelt om de beëindiging van de huurovereenkomst nog te voorkomen heeft [gedaagde] eveneens geen gevolg gegeven. Kwaaitaal is inmiddels weliswaar bewindvoerder maar dat is pas geruime tijd na 10 november 2019 geregeld en bovendien niet door [gedaagde] zelf. Met de brief van 30 oktober 2019 heeft Woontij voldaan aan haar informatieplicht jegens [gedaagde] betreffende de het einde van de looptijd van de huurovereenkomst.
5.5.
Kwaaitaal q.q. heeft tevens niet voldaan aan het gestelde in artikel 3.2. van de huurovereenkomst namelijk:
“om zich als goed huurder te gedragen en zelfstandig te wonen zonder overlast te veroorzaken of huurachterstand op te bouwen”.Er is namelijk een huurachterstand ontstaan tot en met februari 2020 van € 1.245,91. Deze huurachterstand is door Kwaaitaal q.q. niet betwist zodat vast staat dat er een huurachterstand is van meer dan 3 maanden. Daarnaast heeft [gedaagde] zich niet als een goed huurder gedragen. Hij heeft zich op 8 januari 2020, bij de voorinspectie van de woning, jegens de medewerkers van Woontij agressief gedragen. Tevens heeft er zich op of omstreeks 14 april 2020 een ernstig incident voorgedaan, zoals hiervoor onder 2.6. vermeld.
Gezien het vorenstaande concludeert de kantonrechter dat [gedaagde] zonder recht of titel verblijft in de woning aan de [adres] en er daarmee in beginsel reeds voldoende aanleiding bestaat om de vordering van Woontij toe te wijzen. Gezien de situatie rond het coronavirus beoordeelt de kantonrechter een vordering tot ontruiming extra kritisch. Nu er in het onderhavige geval naast het feit dat de huurovereenkomst reeds vóór 16 maart 2020 was geëindigd bovendien een grote huurachterstand bestaat, [gedaagde] zich onbereikbaar houdt voor Woontij en voor de bewindvoerder en [gedaagde] bovendien noodzakelijke behandeling weigert en overlast veroorzaakt in de vorm van agressief gedrag jegens medewerkers van Woontij en buren zal de vordering worden toegewezen. Daarbij speelt ook een rol dat Woontij ter zitting heeft aangegeven dat zij met ketenpartners contact heeft opgenomen over deze kwestie en de dreigende ontruiming, zodat zij voorbereid zijn.
5.7.
Voor zover machtiging tot gedwongen ontruiming wordt gevorderd, is die vordering niet toewijsbaar. Indien noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis, kan de deurwaarder met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 555 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zonder toestemming van de bewoner / gebruiker het betreffende pand betreden en ontruimen.
5.8.
De gevorderde ontruimingskosten worden afgewezen, omdat de met de ontruiming gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand kan worden beoordeeld.
5.9.
Woontij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu Woontij niet, althans onvoldoende heeft gesteld op welke datum zij de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW aan Kwaaitaal q.q. heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Kwaaitaal q.q., omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt Kwaaitaal q.q. ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Woontij worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart Woontij niet-ontvankelijk in haar vordering jegens [gedaagde] ;
6.2.
veroordeelt Kwaaitaal q.q. om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, de woning aan de [adres] met alle zich daarop en daarin bevindende personen en roerende zaken, te (doen) verlaten en ontruimen en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woontij te stellen en de betreffende woning niet meer te betreden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan waarmee Kwaaitaal q.q. in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 5.000,00;
6.3.
veroordeelt Kwaaitaal q.q. tot betaling aan Woontij van € 1.245,91 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 mei 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt Kwaaitaal q.q. tot betaling aan Woontij van € 416,48 voor iedere maand of gedeelte daarvan gedurende welke [gedaagde] in het genot blijft van het gehuurde;
6.5.
veroordeelt Kwaaitaal q.q. tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Woontij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 85,09
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 480,00 ;
6.6.
veroordeelt Kwaaitaal q.q. tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Woontij worden gemaakt.
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter