In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam bij de gemeente Heemskerk, en het college van burgemeester en wethouders van die gemeente. Eiseres was sinds 1999 in dienst en kreeg op 21 november 2018 ontslag op andere gronden, met toepassing van artikel 8:8 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Heemskerk (AVR). Eiseres heeft tegen dit ontslag beroep ingesteld, omdat zij zich niet kon vinden in de redenen voor haar ontslag en de wijze waarop dit was verlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onoplosbare impasse was ontstaan in de arbeidsrelatie, waarbij verweerder een overwegend aandeel had in het ontstaan van deze situatie. De rechtbank oordeelde dat het ontslag niet terecht was en dat eiseres recht had op een na-wettelijke uitkering en een compensatie bovenop de werkloosheidsuitkering. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.