ECLI:NL:RBNHO:2020:3577

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
8143596 CV EXPL 19-17050
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van passagiers in vordering tegen luchtvaartmaatschappij wegens verstrijken wettelijke vervaltermijn

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met de luchtvaartmaatschappij Finnair, een vordering ingesteld wegens vertraging van hun vlucht. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers hebben op 28 oktober 2019 een dagvaarding ingediend, maar Finnair betwistte de vordering en stelde dat deze niet-ontvankelijk verklaard moest worden omdat de wettelijke vervaltermijn van twee jaar, zoals vastgelegd in artikel 8:1835 BW, was verstreken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht op 27 oktober 2017 is aangekomen, waardoor de vervaltermijn op 28 oktober 2017 begon te lopen. De laatste dag waarop de passagiers hun vordering hadden kunnen indienen was 27 oktober 2019. Aangezien de dagvaarding op 28 oktober 2019 is uitgebracht, was de wettelijke vervaltermijn reeds verlopen. De kantonrechter heeft de passagiers daarom niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Finnair.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8143596 CV EXPL 19-17050
Uitspraakdatum: 20 mei 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2], wonende te [plaats]
3.
[eiser 3], wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde A. El Aissati
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
FINNAIR OYJ
gevestigd te Helsinki, Finland, mede kantoorhoudende te Schiphol-Rijk
gedaagde
hierna te noemen Finnair
gemachtigde mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 oktober 2019 een vordering tegen Finnair ingesteld. Finnair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, hebben de passagiers geen conclusie van repliek ingediend.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagiers op 26 oktober 2017 diende te vervoeren van XI An Xianyang Airport, China naar Helsinki, Finland met vlucht AY060 en op diezelfde datum van Helsinki, Finland naar eindbestemming Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht AY845 (hierna: de vlucht).
2.2.
Vlucht AY060 heeft twee uur en 39 minuten vertraging opgelopen, als gevolg waarvan de passagiers vlucht AY845 hebben gemist.
2.3.
Na een omboeking zou Finnair de passagiers op 26 oktober 2017 vervoeren van Helsinki, Finland naar Kopenhagen, Denemarken met vlucht AY667 en nog steeds diezelfde dag van Kopenhagen, Denemarken naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht SK549.
2.4.
De vervangende vlucht AY667 heeft één uur en 7 minuten vertraging opgelopen, als gevolg waarvan de passagiers vlucht SK549 ook hebben gemist.
2.5.
Na een tweede omboeking heeft Finnair de passagiers op 27 oktober 2017 vervoerd van Kopenhagen, Denemarken naar Riga, Letland met vlucht SK1642 en eveneens op 27 oktober 2017 van Riga, Letland naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht BT619.
2.6.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.7.
De passagiers hebben compensatie van Finnair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.8.
Finnair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Finnair, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
- de proceskosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Finnair betwist de vordering. Het meest verstrekkende verweer van Finnair is – kort gezegd – dat de passagiers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, omdat de vordering na de wettelijke vervaldatum is ingediend. Subsidiair voert Finnair aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, zodat zij niet verplicht is compensatie te betalen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat het hier – zoals Finnair terecht stelt – gaat om een vordering ter zake van een overeenkomst van luchtvervoer in de zin van artikel 8:1390 Burgerlijk Wetboek (BW). Deze vaststelling is onder meer daarom van belang nu artikel 8:1835 BW bepaalt dat iedere vordering uit hoofde van een dergelijke overeenkomst vervalt door verloop van twee jaren, welke termijn aanvangt met de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaartuig ter bestemming of de dag waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of van de onderbreking van het luchtvervoer. Ook een vordering ter zake van compensatie bij vertraging als bedoeld in artikel 5 en 7 van de Verordening is onderworpen aan deze vervaltermijn (vgl. HvJ EU 22 november 2012, ECLI:EU:E:2012:741).
5.3.
De vlucht van de passagiers is uiteindelijk aangekomen op 27 oktober 2017. De vervaltermijn vangt derhalve aan op 28 oktober 2017. De laatste dag waarop de passagiers hun vordering hadden kunnen indienen is dan ook 27 oktober 2019, zijnde de laatste dag voordat de vervaltermijn van twee jaar is verlopen. De dagvaarding is echter uitgebracht op 28 oktober 2019. Op die dag was de wettelijke vervaltermijn van artikel 8:1835 BW reeds verlopen, zodat de vordering is vervallen en het meest verstrekkende verweer van Finnair slaagt. Hetgeen de passagiers c.q. Finnair overigens hebben gesteld, behoeft om die reden geen verdere bespreking meer.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers nu zij niet ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering,
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Finnair worden vastgesteld op een bedrag van € 180,00 aan salaris van de gemachtigde van Finnair.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter