ECLI:NL:RBNHO:2020:3670

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
C/15/301710 / FA RK 20-1910
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek om schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die op 26 maart 2020 door de burgemeester was opgelegd aan betrokkene, die in een gesloten afdeling verbleef. Betrokkene, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.Th. Offreins, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de crisismaatregel was opgelegd zonder dat er op dat moment een geldige titel voor vrijheidsbeneming was, aangezien de zorgmachtiging die eerder was verleend op 25 maart 2020 was verlopen en er op 26 maart 2020 om 00:00 uur geen nieuwe zorgmachtiging was verleend. De rechtbank oordeelde dat er op dat moment geen situatie was die een crisismaatregel rechtvaardigde, en dat betrokkene ten onrechte was vastgehouden.

De rechtbank heeft de burgemeester en de zorgaanbieder, Parnassia Noord-Holland B.V., in de gelegenheid gesteld om hun standpunten naar voren te brengen. De zorgaanbieder voerde aan dat er zorgvuldig was gehandeld, maar de rechtbank oordeelde dat de crisismaatregel niet op goede gronden was getroffen. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat betrokkene recht had op schadevergoeding voor de periode waarin hij onterecht was vastgehouden. De rechtbank heeft een schadevergoeding van € 75,- per dag toegewezen, met een totaalbedrag van € 75,- voor de onterecht vastgehouden periode.

De rechtbank verklaarde het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond, maar kende wel een schadevergoeding toe aan betrokkene, die door de zorgaanbieder moest worden betaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Beroep tegen een crisismaatregel en verzoek om schadevergoeding
zaak-/rekestnr.: C/15/301710 / FA RK 20-1910
beschikking van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2020,
naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, en een verzoek om schadevergoeding ex artikel 10:12 Wvggz ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende te [plaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr G.Th. Offreins, gevestigd te Badhoevedorp.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- Parnassia Noord-Holland BV (hierna: de zorgaanbieder);
- de burgemeester van de gemeente [gemeente] (hierna: de burgemeester).

1.Procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 april 2020, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester op 26 maart 2020 aan hem opgelegde crisismaatregel en heeft hij verzocht om schadevergoeding door de zorgaanbieder dan wel de burgemeester.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een beslissing van deze rechtbank van 3 februari 2020 waarbij een machtiging tot voortzetting van een aan betrokkene op 29 januari 2020 opgelegde crisismaatregel is verleend, geldig tot en met 24 februari 2020;
- een beslissing van deze rechtbank van 4 maart 2020 waarbij een zorgmachtiging voor betrokkene is verleend, geldig tot en met 25 maart 2020;
- een e-mailbericht van de advocaat van betrokkene aan de officier van justitie van 26 maart 2020;
- de beslissing van de burgemeester tot het opleggen van de crisismaatregel van 26 maart 2020 om 18:05 uur;
- de medische verklaring van 26 maart 2020 van [psychiater] , psychiater;
- een overzicht van politiemutaties;
- een historisch overzicht van maatregel op grond van de Wvggz van betrokkene;
- een overzicht van persoonsgegevens van betrokkene;
- een verzoek van 27 maart 2020 tot voortzetting van de crisismaatregel van 26 maart 2020;
- een beschikking van deze rechtbank van 30 maart 2020 waarbij een zorgmachtiging voor betrokkene is verleend, geldig tot 30 september 2020;
- een beschikking van deze rechtbank van 30 maart 2020 waarbij het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel van 26 maart 2020 is afgewezen
.
1.2.
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de behandeling van het beroep schriftelijk plaatsgevonden en is een mondelinge behandeling achterwege gebleven.
De zorgaanbieder heeft schriftelijk verweer gevoerd, ingekomen ter griffie op 23 april 2020, en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
De burgemeester heeft zich in deze laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Loggen-ten Hoopen te Haarlem, die namens de burgemeester een schriftelijke reactie op het beroepschrift heeft gegeven, ingekomen ter griffie op 30 april 2020. De burgemeester heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld op de reacties van de zorgaanbieder en de burgemeester te reageren, maar heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

2.De standpunten van belanghebbenden

2.1.
Betrokkene heeft het volgende aangevoerd:
De op 4 maart 2020 door deze rechtbank afgegeven zorgmachtiging, waarmee werd voorzien in een opneming in een accommodatie, verliep op 25 maart 2020. Op 26 maart 2020 is hij, in weerwil van verzoeken om naar buiten gelaten te worden, vastgehouden op de gesloten afdeling van de kliniek waar hij verbleef. Nadat de advocaat bij navraag bij de geneesheer-directeur had vernomen dat deze op 16 maart 2020 bij de officier van justitie een aanvraag had gedaan voor een zorgmachtiging en van de rechtbankgriffie op 26 maart 2020 had vernomen dat bij de rechtbank geen verzoek om een zorgmachtiging bekend was, heeft de advocaat de officier van justitie op 26 maart 2020 om 13:45 uur per e-mail verzocht de geneesheer-directeur mee te delen dat betrokkene onmiddellijk in vrijheid moest worden gesteld. Uit nader telefonisch contact van de advocaat met de rechtbankgriffie bleek dat kort na zijn e-mail aan de officier van justitie alsnog een verzoek om een zorgmachtiging door de officier van justitie was ingediend. Op 26 maart 2020 om 14:18 heeft de advocaat de officier van justitie wederom een e-mail gestuurd met het verzoek ervoor te zorgen dat betrokkene in vrijheid zou worden gesteld.
Later die dag heeft de burgemeester een crisismaatregel opgelegd. Vervolgens heeft de rechtbank op 30 maart 2020 een zorgmachtiging verleend op grond waarvan betrokkene thans in een accommodatie verblijft.
2.2.
Betrokkene stelt dat er op 26 maart 2020 geen situatie was die een crisismaatregel rechtvaardigde. De in de aan de maatregel ten grondslag liggende medische verklaring omschrijft incidenten van voor de eerste opname van betrokkene in januari 2020 en van de dagen direct daarna. Betrokkene is op 26 februari 2020 overgeplaatst naar een open afdeling en daaruit blijkt dat er op dat moment geen vermoeden meer was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Betrokkene verzette zich niet tegen zorg, nam vrijwillig medicatie in en heeft aangegeven daarmee te willen doorgaan. Op 5 maart 2020 is betrokkene weer overgebracht naar een gesloten afdeling.
De rechtbank heeft op 30 maart 2020 een zorgmachtiging verleend en gelijktijdig het verzoek om voortzetting van de crisismaatregel van 26 maart 2020 afgewezen omdat een zorgmachtiging werd verleend.
De crisismaatregel van 26 maart 2020 was uitsluitend bedoeld om het gat te vullen tussen 25 maart 2020 en de afgifte van de zorgmachtiging en is daarmee afgegeven voor een ander doel dan waarvoor die is aangevraagd, aldus betrokkene.
Betrokkene is gedwongen opgenomen gebleven terwijl de machtiging daartoe was verlopen en heeft in spanning en onzekerheid over zijn situatie verkeerd. Tevens werd hij in zijn vrijheid beperkt nu aan hem op grond van de beslissing van de burgemeester veel meer beperkingen werden opgelegd dan op grond van de machtiging van 4 maart 2020. Deze situatie heeft voortgeduurd tot 30 maart 2020, de dag waarop de nieuwe zorgmachtiging werd afgegeven. Betrokkene maakt aanspraak op vergoeding van schade voor een bedrag van € 375,-, te weten € 75,- voor elke dag dat hij op grond van de ten onrechte afgegeven crisismaatregel opgenomen is geweest. Betrokkene stelt zich op het standpunt dat de vergoeding betaald dient te worden door de zorgaanbieder omdat deze heeft nagelaten betrokkene in vrijheid te stellen, dan wel door de burgemeester nu die ten onrechte een crisismaatregel heeft afgegeven.
2.3.
De zorgaanbieder heeft bij monde van de geneesheer-directeur in de reactie op het verzoek onder meer aangevoerd dat hij, nadat bij navraag was gebleken dat de officier van justitie op 26 maart 2020 het verzoek om een zorgmachtiging bij de rechtbank zou indienen, betrokkene heeft laten beoordelen door een onafhankelijk psychiater om te vernemen of sprake was van een psychiatrische stoornis in combinatie met ernstig nadeel en of betrokkene in vrijwilligheid de rechtszitting voor de zorgmachtiging zou kunnen afwachten. De onafhankelijk psychiater heeft betrokkene gezien, beoordeeld en het nodig geacht om op basis van de door hem vastgestelde psychiatrische aandoening, namelijk een psychose, en het door hem vastgestelde ernstige nadeel opnieuw een crisismaatregel uit te schrijven, aldus de zorgaanbieder.
De zorgaanbieder is van mening zorgvuldig te hebben gehandeld en dat er geen grond is voor schadevergoeding.
2.4.
De burgemeester heeft in reactie op het verzoek onder meer aangevoerd dat met de grootst mogelijke zorgvuldigheid wordt gehandeld in dit soort zaken. De psychiater, [psychiater] , heeft telefonisch contact opgenomen met de burgemeester en heeft hem de situatie voorgelegd. De burgemeester heeft tijdens dit gesprek doorgevraagd over de noodzaak van de maatregel. Op basis van de medische verklaring is de burgemeester tot de conclusie gekomen dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en van een vermoeden dat dit nadeel werd veroorzaakt door gedrag dat voortvloeide uit een psychische stoornis van betrokkene. Voordat de burgemeester heeft beslist, heeft hij betrokkene gehoord.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of de crisismaatregel op goede gronden is getroffen, mede in het licht van hetgeen betrokkene in dat verband heeft aangevoerd.
Op grond van de overgelegde stukken is de rechtbank van oordeel dat er op 26 maart 2020 sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en een ernstig vermoeden dat dit nadeel werd veroorzaakt door gedrag dat voortvloeide uit een psychische stoornis van betrokkene. Dit bleek uit de medische verklaring van psychiater [psychiater] die betrokkene kort tevoren had onderzocht. Dat de beoordeling door de psychiater en het opleggen van de crisismaatregel op 26 maart 2020 nodig werd geacht omdat een eerder door de rechtbank verleende zorgmachtiging op 25 maart 2020 was verlopen en er (nog) geen nieuwe zorgmachtiging was verleend, doet aan de rechtmatigheid van de crisismaatregel niet af. Of sprake is van een situatie die een crisismaatregel rechtvaardigt, is een geheel zelfstandige beoordeling aan de hand van de voor toepassing van die maatregel geldende wettelijke criteria. Aan die criteria werd voldaan. Aan dat oordeel doet niet af dat de medische verklaring mede was gebaseerd op incidenten die zich reeds voorafgaand aan een vorige opname hadden voorgedaan. Uit de medische verklaring blijkt immers genoegzaam dat het oordeel van de psychiater betrekking had op de gezondheidssituatie van betrokkene op 26 maart 2020 en het op dat moment dreigende ernstige nadeel.
3.2.
Gelet op het voorgaande zal het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond worden verklaard.
3.3
De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of er een grond is om aan betrokkene een schadevergoeding toe te kennen vanwege het feit dat hij, in weerwil van verzoek om in vrijheid te worden gesteld, vanaf 26 maart 2020 op de gesloten afdeling van de kliniek van de zorgaanbieder is vastgehouden. De rechtbank stelt vast dat de op 4 maart 2020 door deze rechtbank verleende zorgmachtiging geldig was tot en met 25 maart 2020. Deze zorgmachtiging voorzag in een verplichte opneming in een accommodatie. Tot 26 maart 2020 was er dus een geldige titel voor de vrijheidsbeneming. Vanaf 26 maart 2020 om 18:05 uur vormde de door de burgemeester afgegeven crisismaatregel, die eveneens voorzag in een verplichte opneming in een accommodatie, een titel voor de vrijheidsbeneming van betrokkene. Meer concreet is dus de vraag of er in de periode tussen 26 maart 2020 om 00:00 uur en 18:05 uur een geldige titel voor vrijheidsbeneming was.
3.4.
Voor zover de verplichte opneming niet is gegrond op een maatregel of machtiging, kan deze gebaseerd zijn op tijdelijk verplichte zorg voorafgaand aan het treffen van een crisismaatregel. De Wvggz kent de bevoegdheid tot het tijdelijk verlenen van verplichte zorg met dat doel toe aan de in artikel 7:3 lid 4 Wvggz genoemde personen, waaronder de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en zorgverantwoordelijke die zorg verlenen op basis van vrijwilligheid. Nu echter in dit geval geen sprake was van zorgverlening op basis van vrijwilligheid, betrokkene aandrong op vrijlating en uit de stukken blijkt dat de procedure ter voorbereiding van de crisismaatregel eerst is aangevangen op 26 maart 2020 om 17:04 uur en niet is gebleken van een beslissing tot het verlenen van tijdelijk verplichte zorg, staat daarmee vast dat er in de periode tussen 26 maart 2020 om 00:00 uur en 17:04 uur geen geldige titel voor vrijheidsbeneming was. Betrokkene had gedurende die uren niet tegen zijn wil in de accommodatie mogen worden vastgehouden. Betrokkene kan om die reden op grond van artikel 10:12 lid 2 Wvggz aanspraak maken op een schadevergoeding naar billijkheid, in dit geval ten laste van de zorgaanbieder omdat alleen verplichte zorg mag worden verleend in de in artikel 3:1 Wvggz genoemde gevallen. Geen van die gevallen deed zich in genoemde periode voor.
3.5.
De rechtbank acht een schadevergoeding van € 75,- in dit geval op zijn plaats. De rechtbank zoekt in dit verband aansluiting bij jurisprudentie betreffende de artikelen 22, 28 en 35 van de Wet Bopz (oud) en acht een bedrag van € 75,00 per dag of een substantieel gedeelte van een dag billijk. De rechtbank wijst in dit verband naar een eerdere uitspraak van deze rechtbank van 9 maart 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:1856).

4.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 26 maart 2020 ongegrond;
5.2
veroordeelt Parnassia Noord-Holland B.V. tot betaling van een bedrag van € 75,00 aan [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] ;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr L. van Dijk, rechter, in tegenwoordigheid van M.C. Zentveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.