ECLI:NL:RBNHO:2020:3820

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
8204674 CV EXPL 19-18708
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling van openstaande autoverzekeringspremies

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 mei 2020 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam FBTO, en een gedaagde partij die niet is verschenen. FBTO had de gedaagde gedagvaard omdat deze in gebreke was gebleven met de betaling van twee maandpremies voor een autoverzekering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat FBTO de gedaagde via het internet een autoverzekering heeft aangeboden, waarbij de gedaagde de benodigde gegevens moest invoeren en akkoord moest gaan met de voorwaarden om de overeenkomst tot stand te laten komen. FBTO heeft het polisblad overgelegd ter onderbouwing van de overeenkomst en heeft gesteld dat de gedaagde heeft gekozen voor automatische incasso, waardoor er geen facturen zijn verzonden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van FBTO niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 162,00, vermeerderd met wettelijke rente over een openstaand bedrag van € 113,08. Daarnaast is de gedaagde belast met de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op nihil, met uitzondering van de kosten voor de te nemen akte die voor rekening van FBTO blijven. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8204674 \ CV EXPL 19-18708
Uitspraakdatum: 20 mei 2020
Verstekvonnis in de zaak van:
De naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.h.o.d.n.
FBTO
gevestigd te Apeldoorn
de eisende partij,
hierna te noemen: FBTO,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] ,
de gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
FBTO heeft [gedaagde] gedagvaard. [gedaagde] is niet verschenen, tegen haar is verstek verleend.
1.2.
Bij tussenvonnis van 24 december 2019 heeft de kantonrechter FBTO in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 22 januari 2020 heeft gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
FBTO heeft in reactie op het tussenvonnis gesteld dat [gedaagde] via het internet een autoverzekering heeft afgesloten bij FBTO. FBTO licht toe dat bij het online aanvraagproces de voor de verzekering benodigde gegevens door de verzekeringnemer moeten worden ingevoerd, waarna aan het einde een samenvatting wordt verstrekt van de conceptovereenkomst. In deze samenvatting staan de gegevens van de verzekeringnemer en de gegevens van FBTO en de rechten en plichten die voortvloeien uit de overeenkomst, zoals de hoogte van de maandpremie, de duur van de overeenkomst en de manier waarop deze beëindigd kan worden. De verzekeringnemer kan vervolgens aanklikken dat hij akkoord is met de overeenkomst, waarmee de overeenkomst tot stand komt. Indien de verzekeringnemer niet instemt met het concept dan kan het aanmeldproces afgebroken worden en zijn er over en weer geen rechten of plichten ontstaan, aldus FBTO. FBTO meent dat zij gelet op het bovenstaande heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichting.
2.2.
Ter onderbouwing van de overeenkomst heeft FBTO het polisblad overgelegd. Daarbij licht FBTO toe dat [gedaagde] heeft gekozen voor betaling van de maandpremie via automatische incasso. FBTO heeft daarom geen facturen verzonden aan [gedaagde] .
2.3.
De kantonrechter stelt voorop dat een autoverzekering een financieel product is in de zin van artikel 6:230g lid 1 onder o van het Burgerlijk Wetboek (BW) juncto artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft), zodat op grond van artikel 6:230h lid 2 sub b BW sprake is van een uitzondering op de geldende regels met betrekking tot de (pre)contractuele informatieverplichting zoals bedoeld in artikel 6:230m, v of t BW. De vraag of FBTO heeft voldaan aan deze (pre)contractuele informatieverplichtingen zal daarom buiten beschouwing blijven.
2.4.
Desalniettemin dienen de overeenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden getoetst te worden aan ander dwingend (consumenten)recht. Ter onderbouwing van de overeenkomst heeft FBTO als productie 1 bij akte het polisblad overgelegd waarin onder meer een totale maandpremie van € 60,58 is vermeld. FBTO heeft gesteld dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van twee maandpremies en dat er op de openstaande bedragen slechts € 8,08 in mindering is voldaan, zodat het FBTO nog om een bedrag van € 113,08 vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten gaat.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van FBTO niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De vordering zal daarom worden toegewezen.
2.6.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten. De kosten voor de te nemen akte blijven echter voor rekening van FBTO, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan FBTO van € 162,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 113,08 vanaf 28 oktober 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van FBTO tot en met vandaag vaststelt op nihil:
€ 103,07 wegens dagvaardingskosten,
€ 121,00 wegens griffierecht en
€ 36,00 wegens salaris gemachtigde;
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter