ECLI:NL:RBNHO:2020:3828

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
C/15/302145 / FA RK 20/2105
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De officier van justitie had op 24 april 2020 een verzoekschrift ingediend voor de afgifte van een zorgmachtiging, waarbij verschillende bijlagen waren gevoegd, waaronder een medische verklaring en een zorgplan. De mondelinge behandeling vond plaats via een telefonische zitting in verband met de coronamaatregelen, waarbij alle betrokkenen instemden met deze werkwijze.

De raadsvrouw van betrokkene betwistte de geldigheid van de medische verklaring, omdat de psychiater betrokkene alleen telefonisch had gesproken en niet in persoon had onderzocht. De rechtbank oordeelde echter dat, gezien de omstandigheden van de coronacrisis, de psychiater voldoende zorgvuldigheid had betracht door telefonisch contact te leggen en het dossier te bestuderen. De rechtbank concludeerde dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische episode, en dat er ernstig nadeel voor betrokkene of anderen aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was. De voorgestelde vormen van verplichte zorg werden als evenredig en effectief beoordeeld. De zorgmachtiging werd verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 13 november 2020. De beschikking werd gegeven door mr. G. Drenth, rechter, in tegenwoordigheid van E.B.B.M. van Linden als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/302145 / FA RK 20/2105
beschikking van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2020,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende
[verblijfplaats]
,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. J.W.E. Groot, gevestigd te Bovenkarspel.

1.Procedure

1.1.
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om afgifte van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring van 15 april 2020;
  • het zorgplan van 26 maart 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 23 april 2020;
  • de zorgkaart van 22 april 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 mei 2020. In verband met de Coronacrisis en de daaruit voortvloeiende gezondheidsrisico’s heeft de zitting conform de landelijke richtlijnen van de rechtspraak telefonisch plaatsgevonden. Alle betrokkenen hebben hiermee ingestemd en aangegeven de zitting te kunnen volgen.
1.4.
De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • [arts-assistent] , arts-assistent;
  • [curator] , curator van betrokkene;
  • [sociaal psychiatrisch verpleegkundige] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige.
1.5.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de medische verklaring niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, omdat de psychiater betrokkene alleen telefonisch heeft gesproken en haar dus niet in persoon heeft onderzocht. De raadsvrouw verwijst hierbij naar de in de rechtspraak van het EHRM ontwikkelde eisen en een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 10 april 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:3940).
2.2.
De rechtbank stelt vast dat de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld betrokkene niet in persoon heeft kunnen onderzoeken als gevolg van maatregelen die verband houden met de coronacrisis. Uit de medische verklaring blijkt dat de psychiater telefonisch contact met betrokkene heeft gelegd, dat er ook daadwerkelijk een gesprek heeft plaatsgevonden, dat de psychiater het dossier heeft ingezien en dat de psychiater contact met de verpleging en de behandelaar van betrokkene heeft gehad. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de psychiater heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem/haar kon worden verlangd en dat sprake is van een zorgvuldig onderzoek.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische episode.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er door voornoemde stoornis ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade;
  • ernstige financiële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang;
  • een bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt;
  • dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept;
  • de algemene veiligheid van personen of goederen is in gevaar.
2.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Op grond van het zorgplan, het advies van de geneesheer-directeur en hetgeen is besproken ter zitting, worden de volgende vormen van verplichte zorg nodig geacht:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, danwel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van bewegingsvrijheid;
  • het insluiten van betrokkene, zo kort mogelijk;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • opnemen in een accommodatie.
2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met
13 november 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.4 is vermeld, alles voor de volledige duur van de zorgmachtiging, tenzij onder 2.4 een kortere duur is vermeld.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
13 november 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Drenth, rechter, in tegenwoordigheid van
E.B.B.M. van Linden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 mei 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.