ECLI:NL:RBNHO:2020:3877

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4457
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening ontheffing voor geluidshinder tijdens evenement SLAM! Koningsdag 2018

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een ontheffing van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) voor geluidshinder tijdens het evenement SLAM! Koningsdag 2018. Eiser, een omwonende van de locatie waar het evenement plaatsvond, had bezwaar gemaakt tegen de ontheffing die was verleend aan SLAM BV voor het veroorzaken van geluidshinder op 26 en 27 april 2018. De rechtbank oordeelde dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, in redelijkheid had kunnen besluiten om de ontheffing te verlenen. Eiser had onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de ontheffing zou leiden tot onduldbare geluidsoverlast. De rechtbank overwoog dat de ontheffing was verleend op basis van akoestisch onderzoek en dat de gestelde geluidsnormen niet werden overschreden. Eiser had weliswaar gewezen op de historische waarde van zijn woning en de slechte geluidsisolatie, maar had dit niet voldoende onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en veroordeelde de Staat der Nederlanden tot betaling van € 500,- immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/4457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H. Smit),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, verweerder

(gemachtigde mr. M. Blom),
en
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid), te Den Haag, de Staat.

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder SLAM BV voor donderdag 26 april 2018 tussen 17.00 uur en 20.00 uur en vrijdag 27 april 2018 van 12.00 uur tot 22.00 uur ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 4:5 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) voor het inwerking hebben van toestellen of (geluids-) apparaten of handelingen te verrichten op zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de woonomgeving (geluids-)hinder wordt veroorzaakt. Eisers bezwaar hiertegen heeft verweerder bij besluit van 10 september 2019 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 12 september 2019 heeft eiser de rechtbank verzocht om de behandeling ter zitting aan te houden. Bij brief van 13 september 2019 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2019 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens Slam BV is verschenen [naam] .
Ter zitting is de behandeling van de zaak aangehouden om verweerder in de gelegenheid te stellen nog nadere stukken in geding te brengen en om eiser in de gelegenheid te stellen daarop te reageren.
Bij brief van 16 september 2020 heeft verweerder de rechtbank de Richtlijn muziekspectra in horecabedrijven doen toekomen, alsmede het rapport van het Geluidsbureau ‘Geluid bij evenementen V1.0’.
Bij brief van 14 oktober 2019 heeft eiser hierop gereageerd.
Bij brief van 9 januari 2020 heeft verweerder de rechtbank een aanvullend verweerschrift doen toekomen.
Bij brief van 24 februari 2020 heeft de rechtbank partijen verzocht om aan te geven of een nadere zitting gewenst is. Daarbij is aangegeven dat zonder nadere zitting uitspraak zal worden gedaan tenzij een van de partijen binnen vier weken aangeeft dat zij mondeling op een zitting wil worden gehoord.
Eiser heeft in reactie hierop verzocht om schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de rechtbank de Staat als partij aangemerkt.
Partijen hebben geen reactie gegeven op de mededeling dat zonder nadere zitting uitspraak zal worden gedaan. Gelet hierop heeft de rechtbank het onderzoek zonder nadere zitting gesloten.

Overwegingen

1.1
De aan SLAM BV verleende ontheffing is op aanvraag verleend. Uit de aanvraag
blijkt dat de ontheffing is aangevraagd voor het evenement SLAM! Koningsdag 2018 op de parkeerterreinen P8 en P9 aan de Parelweg te Alkmaar, waarbij op 27 april 2018 verschillende Nederlandse dj’s en artiesten zullen optreden. Uit de aanvraag blijkt dat de eerste act begint om 13.00 uur en de laatste act eindigt om 22.00 uur. Blijkens de aanvraag worden 30.000 bezoekers verwacht en zal versterkte (rock-, pop-, en dance-) muziek ten gehore worden gebracht met een voorgesteld geluidsniveau van 100 dB(A).
De ontheffing is niet alleen voor de vrijdag 27 april 2018 verleend, maar ook voor donderdag 26 april 2018 om op die dag het soundchecken mogelijk te maken.
1.2
Aan de ontheffing zijn voorschriften en beperkingen verbonden, die voor zover hier van belang inhouden dat het geluidsniveau veroorzaakt door het evenement ter plaatse niet meer mag bedragen dan 100 dB(A) in FOH (Front of house) en 87,3 dB(C) op de dichtstbijzijnde gevel van omliggende geluidsgevoelige gebouwen.
1.3
Verweerder heeft voorafgaande aan de ontheffing akoestisch onderzoek laten verrichten door [bedrijf] . Van dat onderzoek is een rapport opgemaakt: ‘Alkmaar AZ stadion Slam!Koningsdag 2018’, gedateerd 14 maart 2018. Bij het onderzoek is uitgegaan van verschillende woningen, waarvan er twee nabij de woning van eiser liggen en wat betreft positie vergelijkbaar zijn met de woning van eiser, te weten: onderzoekspositie 8 [adres 1] ) en onderzoekspositie 9 ( [adres 2] ). Met een rekenmodel is de geluidsbelasting op de gevels van de onderzoeksposities berekend. De te verwachten geluidsbelasting voor de [adres 2] is 58 dB (A) en 79,7 dB(C). Voor de [adres 1] is de te verwachten geluidsbelasting 64,6 dB(A) en 87,3 dB(C).
2.1
Eiser heeft tegen de verleende ontheffing bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het gemaakte bezwaar heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het volgende standpunt gesteld. In artikel 4:5, derde lid, van de Apv is bepaald dat verweerder ontheffing kan verlenen van het verbod op het veroorzaken van geluidshinder in het eerste lid. De Uitvoeringsregels evenementen zijn hier van toepassing. Op grond van die regels heeft verweerder het evenement aangemerkt als categorie I evenement, waarvoor een maximale geluidsnorm geldt van 100 dB(A) op de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige gebouwen. De geluidsbelasting veroorzaakt door het evenement zal niet meer bedragen dan 100dB(A) FOH en 87,3 dB(C) op de gevels van omliggende geluidsgevoelige gebouwen. Daarbij heeft verweerder overwogen dat het evenement past bij de viering van Koningsdag en dat met het houden van grote evenementen in het land ook een spreiding van bezoekers plaatsvindt om de drukte in Amsterdam enigszins te verlichten. Volgens verweerder rechtvaardigt dit hogere geluidsnormen. Aan het besluit tot verlening van de ontheffing ligt een akoestisch rapport ten grondslag waarin de gewenste geluidsniveaus zijn aangegeven die passend zijn bij het soort evenement en het aantal bezoekers. In het rapport is dit omgerekend naar het geluidsniveau op de gevels van de dichtstbijzijnde woningen. De conclusie van verweerder is dat is voldaan aan de in de Uitvoeringsregels genoemde grenswaarden.
3. In beroep heeft eiser naar voren gebracht dat de ontheffing niet verleend had mogen worden omdat sprake is van onduldbare geluidshinder. Eiser heeft er hierbij op gewezen dat zijn woning een historisch pand is uit de 18e eeuw, niet geïsoleerd is en geen spouwmuren heeft. Daarbij komt dat de woning een geïsoleerde ligging heeft met een laag referentieniveau. Verweerder heeft hiermee bij het verlenen van de ontheffing ten onrechte geen rekening gehouden. Daarbij heeft eiser erop gewezen dat deze specifieke belangen van eiser niet alleen dienen te worden afgewogen tegen het belang bij het evenement maar ook tegen het belang bij het toestaan van een hoog geluidsniveau. Verweerder had moeten afwegen of de toegestane grenswaarden wel noodzakelijk zijn. Eiser heeft in dit verband gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1245.
4.1
Artikel 4:5 van de Apv van de gemeente Alkmaar luidt als volgt:
1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit op een zodanige wijze toestellen of (geluids)apparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is het verboden na 22.00 uur op of aan het openbaar water elektronisch versterkte muziek dan wel mechanische muziek ten gehore te brengen.
3. Het college kan ontheffing verlenen van de verboden genoemd in het eerste en tweede lid.
4. De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale Milieuverordening.
5.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
4.2
Op 30 januari 2018 heeft de burgemeester van de gemeente Alkmaar de Uitvoeringsregels evenementen vastgesteld. Onderdeel daarvan maakt uit Deel B:‘Uitvoeringsregels 2. Geluidsregels bij evenementen’. Hierin staat vermeld dat evenementen in categorieën worden ingedeeld, dat dansfeesten en/of concerten worden ingedeeld in categorie I en dat deze alleen mogen worden gehouden op de evenementenlocaties Olympiaweg en parkeerterrein Stadionweg 1, dat het maximale geluidsniveau Publieksveld 96-98 dB(A) mag bedragen en 108-110 dB(C) en dat de algemene geluidsnorm voor deze evenementen op de dichtstbijzijnde gevel van geluidgevoelige gebouwen 100 dB(C) mag bedragen. Daarbij is bepaald dat als de dichtstbijzijnde gevel op meer dan 250 meter van de bron is gesitueerd er maatwerkvoorschriften in de geluidsontheffing kunnen worden opgenomen met een FOH in dB(A) en op een nader te bepalen meetpunt een dB(C) norm.
5. Gelet op het bepaalde in artikel 4.5, derde lid, van de Apv komt aan verweerder de bevoegdheid toe om een ontheffing te verlenen van het verbod om geluidshinder te veroorzaken. Ter beoordeling ligt voor of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om aan Slam B.V. ontheffing te verlenen. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
6. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank door verwijzing naar het door
[bedrijf] opgemaakte rapport van 14 maart 2018, voldoende aannemelijk gemaakt dat de in verweerders Uitvoeringsregels evenementen vastgestelde maximale waarden niet worden overschreden en dat in die zin is voldaan aan het in het beleid gekozen niveau van bescherming van derden tegen geluid. De rechtbank gaat hier daarom van uit.
7. Eiser heeft gesteld dat de verleende ontheffing desondanks leidt tot onaanvaardbare geluidsoverlast en dat de ontheffing daarom niet had mogen worden verleend. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
7.1.
Uit de door eiser hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2016 en de uitspraak 15 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1566) volgt dat als uitgangspunt geldt dat niet op objectieve wijze valt vast te stellen wanneer een geluidsniveau van een evenement zodanig hoog is dat dit voor omwonenden als onduldbare geluidshinder moet worden aangemerkt, en dat het oordeel of geluidshinder onaanvaardbaar is afhankelijk is van het antwoord op de vraag of de burgemeester aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dat geluid veroorzaakt, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen.
7.2
Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij door de verleende ontheffing, voor 1 dag per jaar van 13.00 uur tot 22.00 uur (en soundchecken op de dag daarvoor), onevenredig zwaar in zijn belangen wordt geraakt. Hij heeft wel gesteld dat hij in een oude (monumentale) woning woont die niet goed bestand is tegen de geluidsbelasting waarvoor ontheffing is verleend, maar heeft deze stelling niet van een nadere objectiveerbare onderbouwing voorzien. Zo heeft hij geen stukken overgelegd aan de hand waarvan de gestelde slechte geluidsisolerende werking van de gevel van zijn woning kan worden vastgesteld, heeft hij geen geluidsmetingen overgelegd waaruit dit blijkt en heeft hij niet willen meewerken aan nader geluidsonderzoek door verweerder. Voor eisers stelling dat verweerder in het kader van de belangenafweging de noodzaak van de gehanteerde geluidsgrenswaarden nader had moeten motiveren bestaat daarom naar het oordeel van de rechtbank in dit geval daarom geen grond. Eisers beroep op de uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2016 maakt dit niet anders, omdat die uitspraak ziet op een andere situatie. Het ging in die uitspraak om een omgevingsvergunning verleend voor afwijking van een in het bestemmingsplan opgenomen maximaal geluidsniveau, waarbij de afwijking van dat maximale geluidsniveau was gebaseerd op de geluidsnormen als opgenomen in ‘Beleidsregels voor evenementen in de open lucht 2012’, die waren opgesteld als nadere invulling van de Apv. Daarover oordeelde de Afdeling dat deze Beleidsregels niet de vereiste planologische rechtszekerheid waarborgt en daarom niet als onderbouwing van de aan het besluit verbonden maximale grenswaarden kan dienen. De situatie dat een afwijking van de normen uit het bestemmingsplan wordt gemotiveerd door verwijzing naar normen die zijn gesteld in het kader van de Apv is hier niet aan de orde. Verweerder heeft zich voor wat betreft de gehanteerde grenswaarden overigens gebaseerd op de Uitvoeringregels en heeft de normen uit die Uitvoeringsregels, zo is in beroep gebleken, rekening houdend met het soort muziek gebaseerd op de Richtlijn muziekspectra in horecabedrijven van de Nederlandse Stichting Geluidshinder, waarin verschillende standaardmuziekspectra met bijbehorende geluidsniveaus zijn beschreven en gebaseerd op het rapport van 5 december 2017 van ‘Het Geluidsbureau’, waarin ook is ingegaan op verschillende geluidsniveaus bij evenementen en waarbij is aangegeven dat een grenswaarde van 90 dB(C) op de gevel als goede basisnorm wordt genoemd. Van willekeurig gehanteerde (te hoge) geluidsnormen is dus geen sprake.
7.4
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen grond om te oordelen dat verweerder de in de ontheffing gestelde grenswaarden niet heeft mogen hanteren of onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarbij ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om eiser te volgen in de stelling dat de met de ontheffing vergunde maximale geluidsniveaus voor eiser zullen leiden tot overlast, zodanig, dat geoordeeld moet worden dat verweerder daaraan, ondanks het met Slam!Koningsdag te dienen belang - het vieren van Koningsdag en het gegeven dat met het houden van grote evenementen in het land een spreiding van bezoekers plaatsvindt om de drukte in Amsterdam enigszins te verlichten - in redelijkheid niet heeft kunnen verlenen. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
8. Eiser heeft verder een verzoek gedaan om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van artikel 6 EVRM.
8.1
Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188, geldt, nu het primaire besluit na 1 februari 2014 is bekendgemaakt, als uitgangspunt dat de bezwaar- en beroepsfase tezamen niet langer dan twee jaar mogen duren. In gevallen waarin de bezwaar- en beroepsfase samen zo lang hebben geduurd dat de redelijke termijn daardoor is overschreden, heeft voor de toerekening van die termijnoverschrijding aan het bestuursorgaan, respectievelijk de rechter, als uitgangspunt te gelden dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd, voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag heeft genomen.
8.3
Eiser heeft bij brief van 27 april 2018 bezwaar gemaakt. Sindsdien is meer dan twee jaar verstreken. De duur van de redelijke termijn is dus overschreden. Omdat verweerder op 10 september 2018, en dus binnen een half jaar nadat bezwaar is gemaakt op het bezwaar heeft beslist, is de overschrijding geheel toe te rekenen aan de rechtbank. Nu de redelijke termijn is overschreden, maar niet met meer dan een half jaar, stelt de rechtbank de schadevergoeding daarom conform vaste rechtspraak vast op € 500,-. Dit betekent dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Justitie en Veiligheid) zal worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500.
8.4
Voor eisers stelling dat een schadevergoeding van € 600,- op zijn plaats zou zijn, omdat het bedrag van € 500,- geïndexeerd zou moeten worden, heeft de rechtbank ook in recente rechtspraak geen aanknopingspunten kunnen vinden. De rechtbank wijst eiseres verzoek om een hoger bedrag aan schadevergoeding dan € 500,- daarom af.
9. Voor een proceskostenveroordeling in verband met de toewijzing van het verzoek om schadevergoeding ziet de rechtbank geen aanleiding, nu eiser het verzoek zelf, zonder tussenkomst van zijn gemachtigde heeft gedaan.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de Staat (ministerie van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van immateriële schade van € 500.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Degen, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 28 mei 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.