ECLI:NL:RBNHO:2020:3892

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
C/15/299604 / KG ZA 20-100
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot het verwijderen van een verkeerspaal door een van de mede-eigenaren toegewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser1] c.s. over de verwijdering van een neerklapbare verkeerspaal op een garageplein. [eiser/verweerder] vorderde de verwijdering van de verkeerspaal, die door [gedaagde/eiser1] c.s. was geplaatst zonder toestemming van alle mede-eigenaren. De rechtbank oordeelde dat het vereiste spoedeisend belang aanwezig was, omdat [eiser/verweerder] belang had bij de beëindiging van de inbreuk op zijn eigendomsrecht. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde/eiser1] c.s. onrechtmatig hadden gehandeld door de verkeerspaal te plaatsen zonder instemming van alle mede-eigenaren. De vordering van [eiser/verweerder] werd toegewezen, en [gedaagde/eiser1] c.s. werden veroordeeld om de verkeerspaal binnen twee weken te verwijderen, op straffe van een dwangsom. In reconventie vorderden [gedaagde/eiser1] c.s. om de verkeerspaal te handhaven, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde [gedaagde/eiser1] c.s. ook in de proceskosten van [eiser/verweerder].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/299604 / KG ZA 20-100
Vonnis in kort geding van 27 mei 2020
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. K.G.O. Afriyieh te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde/eiser1],

2.
[gedaagde/eiser2],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J. Kouvarnta te Amsterdam.
Eiser in conventie zal hierna [eiser/verweerder] worden genoemd. Gedaagden in conventie zullen hierna afzonderlijk [gedaagde/eiser1] en [gedaagde/eiser2] worden genoemd en tezamen [gedaagde/eiser1] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie met producties
  • aanvullende producties van de zijde van [eiser/verweerder]
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie met aanvullende producties
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Vanwege het beleid van de rechtbank om ter bestrijding van de verspreiding van het Covid-19 (Corona) virus fysieke zittingen en de daaruit voortvloeiende mogelijkheid van contact tussen procesdeelnemers zoveel mogelijk te vermijden, heeft met instemming van partijen geen mondelinge behandeling plaatsgevonden, maar is de zaak via een schriftelijke procedure gevoerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Aan de [adres] is gelegen een garageplein, kadastraal bekend onder nummer [nummer] (hierna: het garageplein).
2.2.
Bij leveringsakte van 30 december 1975 is [eiser/verweerder] eigenaar geworden van 1/15e deel van het garageplein. [gedaagde/eiser2] is eveneens eigenaar van 1/15e deel van het garageplein. [gedaagde/eiser2] is gehuwd met [gedaagde/eiser1]. Naast [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser2] zijn er (dus) nog 13 mede-eigenaren van het garageplein. Alle eigenaren hebben een garage op het garageplein. [eiser/verweerder] parkeert zijn auto in de garage; via het plein kan hij van zijn garage naar de openbare weg (de [adres]) rijden.
2.3.
Op 2 november 2019 heeft [gedaagde/eiser1] schriftelijk het volgende meegedeeld aan (onder meer) [eiser/verweerder]:
‘Op advies van de politie (…), de gemeente (…), de advocaat van Van Benthem & Keulen uit Utrecht hebben wij besloten, het parkeer terrein binnenkort af te sluiten d.m.v. een afzettingspaal.
Wij doen ditop persoonlijke titel.
Donderdag 31 oktober hebben wij met de eigenaren, die ons gemachtigd hebben, hierover gesproken, De helaas steeds aanhoudende problemen op ons garage-terrein is de reden van ons besluit.
Wij hebben de eigenaren laten weten, dat ons eigendomsrecht dreigt te worden genegeerd en dat men het pleinopenbaar terreinwil verklaren.
Wij hebben begrepen, dat wanneer ons terrein openbaar is verklaard, wij dit niet meer terug kunnen draaien.
Wij vinden dat ons eigendom, ons eigendom moet blijven.
Als Jan en Alleman van ons terrein gebruik mag maken, betekent dat dat wij (alle eigenaren!)wel de lasten en de lusten (?) blijven houden.
Daar hebben wij absoluut geen zin in.
Het is genoeg, dat wij met alle 15 eigenaren verantwoordelijk zijn en moeten blijven voor het plein [adres] A t/m O.
Zodra de afsluiting plaats gaat vinden, komen wij bij U langs om uw persoonlijke sleutel te overhandigen,waar wij wel uw handtekening voor willen hebben.
Aan omwonenden hebben wij in een brief gezegd dat zij Uniet met problemen kunnen lastigvallen.
Voor vragen kunt U altijd bij ons terecht.
Als jullie het niet eens zijn met de gang van zaken, kunnen jullie natuurlijk een Civiele Procedure aanspannen.
Wij, [gedaagde/eiser1] en [gedaagde/eiser2], willen niet meer de verantwoordelijkheidalleendragen.’
2.4.
In december 2019 hebben [gedaagde/eiser1] c.s. bij de inrit naar het garageplein een neerklapbare verkeerspaal doen plaatsen. Als de verkeerspaal omhoog staat is het niet mogelijk om met de auto van de openbare weg bij het garageplein te geraken of andersom. Met behulp van een sleutel kan de verkeerspaal worden neergeklapt.
2.5.
Bij brieven van 27 december 2019 en 3 januari 2020 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser/verweerder] aan [gedaagde/eiser1] verzocht de verkeerspaal te (laten) verwijderen.
2.6.
Op enig moment is de verkeerspaal defect geraakt en tijdelijk verwijderd.
Op 7 februari 2020 is de verkeerspaal teruggeplaatst.
2.7.
Na het terugplaatsen van de paal is [gedaagde/eiser1] meermalen bij [eiser/verweerder] langs geweest om de sleutel van de paal te overhandigen maar hij trof telkens niemand thuis. Op 25 februari 2020 heeft [gedaagde/eiser1] een sleutel in de brievenbus van [eiser/verweerder] achtergelaten. [eiser/verweerder] heeft deze sleutel op 14 maart 2020 aan [gedaagde/eiser1] c.s. geretourneerd.
2.8.
Op 23 april 2020 is de verkeerspaal wederom defect geraakt. Als gevolg hiervan is het niet mogelijk om met de auto het garageplein op/af te rijden. [eiser/verweerder] heeft [gedaagde/eiser1] c.s. gevraagd om hier iets aan te doen, omdat hij er nu niet met zijn auto langs kan. [gedaagde/eiser1] c.s. hebben meegedeeld dat zij de paal niet kunnen verwijderen, omdat er nader naar gekeken moet worden; het is een bewijsstuk van ‘opzettelijk vandalisme’.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser/verweerder] vordert – samengevat – dat [gedaagde/eiser1] c.s. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden veroordeeld om binnen zeven kalenderdagen na betekening van dit vonnis de neerklapbare verkeerspaal, geplaatst op het adres [adres] te [woonplaats], geheel op eigen kosten te (doen) verwijderen en [gedaagde/eiser1] c.s. te verbieden om in de toekomst op hetzelfde stuk perceel/garageplein opnieuw een verkeerspaal of andere (on)roerende zaken te plaatsen zonder uitdrukkelijke/schriftelijke toestemming van alle 15 mede-eigenaren, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde/eiser1] c.s. in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
[eiser/verweerder] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde/eiser1] c.s. onrechtmatig handelen. Hij stelt dat [gedaagde/eiser1] c.s. met het plaatsen van de verkeerspaal zonder toestemming van alle mede-eigenaren inbreuk maken op het aan de eigenaren, onder wie [eiser/verweerder], toekomende eigendomsrecht. Verder voert [eiser/verweerder] aan dat [gedaagde/eiser1] c.s. met het plaatsen van de verkeerspaal onrechtmatige hinder veroorzaken nu het voor hem niet meer mogelijk is onbelemmerd met de auto zijn garage en/of de openbare weg te bereiken.
3.3.
[gedaagde/eiser1] c.s. voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde/eiser1] c.s. vorderen – samengevat – om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser/verweerder] te gebieden de bestaande toestand, althans de neerklapbare verkeerspaal op het adres [adres] te [woonplaats], geheel te handhaven, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [eiser/verweerder] in de kosten van dit geding.
4.2.
[gedaagde/eiser1] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat onbevoegden onrechtmatig gebruik maken van het garageplein. Het gaat dan in het bijzonder om de familie [A.] (die aan het plein woont) die stelselmatig auto’s parkeert op het garageplein en aldus inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de eigenaren van het garageplein.
4.3.
[eiser/verweerder] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Deze zaak draait om de vraag of de neerklapbare verkeerspaal op het garageplein dient te worden verwijderd (vordering in conventie) dan wel dient te worden gehandhaafd (vordering in reconventie).
in conventie
5.2.
Het vereiste spoedeisend belang is aanwezig, nu [eiser/verweerder] belang heeft bij beëindiging op korte termijn van de door hem gestelde inbreuk op zijn eigendomsrecht. Anders dan [gedaagde/eiser1] c.s. stellen kan een (orde)maatregel als door [eiser/verweerder] wordt gevorderd in kort geding worden getroffen.
5.3.
[eiser/verweerder] stelt (onder meer) dat [gedaagde/eiser1] c.s. niet zonder toestemming van alle mede-eigenaren van het mandelige garageplein een neerklapbare verkeerspaal mogen plaatsen op het garageplein. Nu die toestemming ontbreekt, dient de verkeerspaal te worden verwijderd.
5.4.
[gedaagde/eiser1] c.s. voeren hiertegen aan dat zij het plaatsen van de verkeerspaal hebben gecoördineerd met twee mede-eigenaren, te weten [B.] en [C.], en dat de plaatsing van de verkeerspaal wordt gesteund door twaalf mede-eigenaren. Nu [eiser/verweerder] naast [gedaagde/eiser1] c.s. niet ten minste óók [B.] en [C.] voornoemd heeft gedagvaard, dient [eiser/verweerder] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. Verder beroepen [gedaagde/eiser1] c.s. zich op het bepaalde in artikel 3:170 lid 1 BW op grond waarvan de plaatsing van de verkeerspaal niet door alle vijftien mede-eigenaren tezamen behoeft te geschieden.
5.5.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [eiser/verweerder] kon volstaan met het dagvaarden van [gedaagde/eiser1] c.s., gelet op de schriftelijke mededeling van [gedaagde/eiser1] aan [eiser/verweerder] op
2 november 2019 (zie rov. 2.3 hierboven). Bij dat schrijven heeft [gedaagde/eiser1] immers aan [eiser/verweerder] meegedeeld dat hij en zijn echtgenote [gedaagde/eiser2] het garageplein binnenkort zullen gaan afsluiten door middel van een afzettingspaal en wel op persoonlijke titel.
5.6.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het plaatsen van de verkeerspaal niet voortkomt uit een noodzakelijk en urgent ingrijpen van één van de deelgenoten als bedoeld in artikel 3:170 lid 1 BW, op grond waarvan die deelgenoot zelfstandig bevoegd zou zijn geweest. Veeleer lijkt sprake te zijn van een geschil tussen [gedaagde/eiser1] c.s. en de familie [A.]. In deze zaak geldt daarom dat voor het (doen) plaatsen van de verkeerspaal uitsluitend de deelgenoten tezamen bevoegd zijn. Nu in dit geval vast staat dat [gedaagde/eiser1] c.s. hebben gehandeld zonder instemming van alle mede-eigenaren, is sprake van onrechtmatig handelen.
5.7.
[gedaagde/eiser1] c.s. beroepen zich voorts erop dat [eiser/verweerder] misbruik van recht maakt door verwijdering van de verkeerspaal te vorderen. Onduidelijk is gebleven welk belang [eiser/verweerder] daarbij heeft. Immers, de verkeerspaal beschermt juist zijn rechtspositie als mede-eigenaar van het garageplein en behoedt hem voor onderhoudskosten en onveilige verkeerssituaties op het garageplein, aldus nog steeds [gedaagde/eiser1] c.s.
5.8.
De voorzieningenrechter verwerpt dit beroep.
Belang kan aan [eiser/verweerder] niet worden ontzegd, omdat de verkeerspaal de vrije toegang tot het garageplein nu eenmaal beperkt. Vast staat immers dat – als de verkeerspaal omhoog staat – het niet mogelijk is om met de auto van de openbare weg bij het garageplein te geraken of andersom. Uitsluitend met behulp van een sleutel kan de verkeerspaal worden neergeklapt. [eiser/verweerder] kan zijn garage/de openbare weg dus niet meer op dezelfde wijze bereiken als eerder mogelijk was. Dat geldt te meer nu de verkeerspaal recent (weer) defect is geraakt en [gedaagde/eiser1] c.s. te kennen hebben gegeven dat de verkeerspaal gedurende het politieonderzoek blijft staan (‘als bewijsstuk van opzettelijk vandalisme’), waardoor [eiser/verweerder] (en de andere eigenaren) in het geheel het garageplein niet kunnen op- of afrijden met een auto. Misbruik van recht aan de zijde van [eiser/verweerder] doet zich niet voor. Van dergelijk misbruik is sprake indien een rechthebbende, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot uitoefening had kunnen komen. Nu [eiser/verweerder] gemotiveerd heeft betwist dat er sprake is van onrechtmatig gebruik van het garageplein door derden – er is volgens hem veeleer sprake van een conflict tussen [gedaagde/eiser1] c.s. en de familie [A.] – is het belang van [gedaagde/eiser1] c.s. in deze zaak allerminst evident zwaarwegender dan dat van [eiser/verweerder]. Het beroep faalt dan ook.
5.9.
Ook het beroep van [gedaagde/eiser1] c.s. op het bepaalde in artikel 5:48 BW faalt. Het ziet er immers aan voorbij dat [gedaagde/eiser2] niet alléén eigenaar is van het garageplein, maar mede-eigenaar.
5.10.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering van [eiser/verweerder] in conventie tot verwijdering van de verkeerspaal kan worden toegewezen. De hierna te vermelden termijn voor nakoming komt de voorzieningenrechter redelijk voor. Tegen de vordering tot het verwijderd houden van de verkeerspaal is geen separaat verweer gevoerd, zodat ook dit gedeelte van de vordering zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal de dwangsom vaststellen zoals hierna bepaald.
in reconventie
5.11.
Uit hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, volgt dat de in reconventie aangevoerde grondslagen de vordering niet dragen. De vordering in reconventie zal dan ook worden afgewezen.
in conventie en in reconventie (proceskosten)
5.12.
[gedaagde/eiser1] c.s. zullen, zowel in conventie als in reconventie, als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van [eiser/verweerder] begroot op:
in conventie
dagvaarding € 102,96
vastrecht € 304,00
salaris advocaat € 980,00
Totaal € 1.386,96
en
in reconventieop € 490,- aan salaris advocaat.
5.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen als na te melden.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] c.s. om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de neerklapbare verkeerspaal, geplaatst op het adres [adres] te [woonplaats], geheel op eigen kosten te (laten) verwijderen;
6.2.
bepaalt dat indien [gedaagde/eiser1] c.s. niet binnen de hiervoor in 6.1 genoemde termijn voldoen aan de hiervoor genoemde veroordeling, zij een dwangsom verschuldigd worden van € 250,00 per dag dat zij daarmee in gebreke blijven, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 5.000,00;
6.3.
verbiedt [gedaagde/eiser1] c.s. om na betekening van dit vonnis op hetzelfde stuk perceel/garageplein opnieuw een verkeerspaal of andere (on)roerende zaken te plaatsen zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van alle 15 mede-eigenaren van het garageplein;
6.4.
bepaalt dat indien [gedaagde/eiser1] c.s. handelen in strijd met het hiervoor in 6.3 opgelegde verbod, zij een dwangsom verschuldigd worden van € 250,00 per overtreding van het verbod met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 5.000,00;
6.5.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] c.s. tot betaling aan [eiser/verweerder] van een bedrag van € 1.386,96 ter zake van de proceskosten;
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af de meer of anders gevorderde voorziening;
in reconventie
6.8.
wijst het gevorderde af;
6.9.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] c.s. tot betaling aan [eiser/verweerder] van een bedrag van € 490,00 ter zake van de proceskosten;
6.10.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie voorts
6.11.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 246,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 82,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagde/eiser1] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 27 mei 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 1155