ECLI:NL:RBNHO:2020:3957
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Purmerend
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Purmerend. Eiser, de eigenaar van de woning, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, die de waarde voor het jaar 2019 had vastgesteld op € 333.000. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat de woning een waarde van € 305.000 had. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde aannemelijk had gemaakt. Eiser had een taxatierapport overgelegd waarin dezelfde vergelijkingsobjecten werden gebruikt, maar de rechtbank vond dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had gegeven voor de vastgestelde waarde. De rechtbank wees erop dat de waarde in het economische verkeer moet worden bepaald en dat de heffingsambtenaar de last had om aan te tonen dat de waarde niet te hoog was vastgesteld.
De rechtbank concludeerde dat de ligging van de woning, de onderhoudstoestand en de vergelijkingsobjecten voldoende waren om de vastgestelde waarde te onderbouwen. De rechtbank verwierp de stellingen van eiser dat de waarde te hoog was vastgesteld en dat er een inpandige taxatie had moeten plaatsvinden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 333.000 in stand bleef.