Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
15 december 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 maart 2017, de bijstand van eiseres over de periode van 28 maart 2013 tot en met 30 september 2015 ingetrokken en de kosten van bijstand over deze periode tot een bedrag van € 38.220,19 van eiseres teruggevorderd. Bij afzonderlijk besluit van 15 december 2016, na bezwaar gehandhaafd bij afzonderlijk besluit van 1 maart 2017, heeft verweerder de bijstand van eiseres met ingang van 1 oktober 2015 ingetrokken en de over de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 september 2016 gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van
€ 11.460,32. Aan de besluitvorming heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres de inlichtingenverplichting heeft geschonden door bij haar aanvraag om bijstand niet te melden dat zij mede-eigenaar is van de woning en de volkstuinpercelen. Gelet op de waarde van het aandeel van eiseres in de woning en de volkstuinpercelen en het bij aanvang vastgestelde negatieve vermogen, was bij aanvang van de bijstand sprake van overschrijding van de vermogensgrens, zodat eiseres geen recht op bijstand had. Deze rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten bij uitspraak van 28 november 2017 ongegrond verklaard (zaaknummers 17/1691 en 17/1692).
€ 30.225,90. Volgens verweerder is sprake van normale verwijtbaarheid als gevolg waarvan de boete dient te worden verlaagd naar 50% van het benadelingsbedrag, zijnde € 15.112,95. Aangezien de maximaal op te leggen boete bij gewone schuld € 5.467,00 bedraagt is de boete gematigd tot dit bedrag. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
in hoeverreeiseres de schending van de inlichtingenplicht kan worden verweten.