Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De vaststaande feiten
“Het krediet eindigt en het door de rekeninghouder verschuldigde debetsaldo is terstond en zonder opzegging, ingebrekestelling of andere formaliteit opeisbaar (…) wanneer de rekeninghouder gedurende ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een maandtermijn, en na in gebreke te zijn gesteld nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen (…).”.
3.De vordering
4.De beoordeling
“(…) Op dit moment bent u meer dan twee maanden achterstallig in de betaling van een maandtermijn. De betalingsachterstand is inmiddels opgelopen tot een bedrag van € 108,88. (…) Is het genoemde bedrag niet uiterlijk vóór de 15e van de maand op uw rekening bijgeschreven, dan wordt op grond van de voorwaarden uw Krediet op Betaalrekening met onmiddellijke ingang beëindigd. Het door u opgenomen kredietbedrag wordt dan inclusief de door u verschuldigde rente onmiddellijk en volledig opgeëist. (…)”. Nog los van het feit dat in deze brief niet aan [gedaagde] wordt gemeld wat hij concreet aan Rabobank verschuldigd is aan totale hoofdsom, heeft deze brief eerder het karakter van een (tweede) ingebrekestelling. Dat het krediet is opgezegd en het totaalbedrag onmiddellijk en ineens wordt opgeëist, volgt niet uit deze brief.