6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 30 januari 2020 opzettelijk gepoogd [aangever] van het leven te beroven door met een mes een voorwaartse steekbeweging in de richting van de borststreek te maken, waarbij [aangever] in een hartzakje is geraakt. [aangever] is naar het ziekenhuis overgebracht, waar hij acuut een urenlange operatie heeft moeten ondergaan, waarbij de artsen [aangever] zelfs hebben moeten reanimeren. Het is een feit van algemene bekendheid dat een gebeurtenis zoals deze voor het slachtoffer vaak vergaande en langdurige nadelige psychische gevolgen heeft. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de gegeven toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt dat daar in dit geval ook sprake van is. [aangever] kampt als gevolg van het incident nog regelmatig met nachtmerries en een drukkend gevoel op de borst. Ook is hij angstig en heeft hij een groot ontsierend litteken op zijn lichaam (borst), waarmee hij dagelijks wordt geconfronteerd, ook in sociale situaties. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [aangever]. Ook de ouders van [aangever] hebben uren in onzekerheid verkeerd of [aangever] het steekincident zou overleven. Daarnaast hebben zij lange tijd hun zoon moeten verzorgen. Door zijn handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit, dat [aangever] maar ternauwernood heeft overleefd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf verder in aanmerking genomen dat de achtergrond van dit misdrijf gelegen is in de strijd tussen twee rivaliserende groepen, die al geruime tijd gaande is.
Verder veroorzaakt het feit, zeker nu dit op de openbare weg en in het zicht van het winkelend publiek heeft plaatsgevonden, ook in de samenleving in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid. Daarbij zijn meerdere jongeren, waaronder bekenden van [aangever], van heel dichtbij getuige geweest van dit schokkende incident. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende stukken:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 mei 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, en
- het hiervoor genoemde PO, en
- de over de verdachte uitgebrachte rapportage van de Raad, gedateerd 22 mei 2020, uitgebracht door mw. [medewerker bij de Raad voor de Kinderbescherming].
De Raad heeft de rechtbank geadviseerd om -bij een bewezenverklaring van het feit- verdachte onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere
voorwaarden dat:
*verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna ook te noemen: de WSJ)
te Amsterdam;
*verdachte meewerkt aan een intensieve behandeling (zowel individueel als gezinstherapie) bij De Waag of een vergelijkbare organisatie;
*verdachte verboden wordt contact te leggen of te laten leggen met het slachtoffer en de betrokkenen van het incident;
*verdachte zich houdt aan een avondklok (nader te specificeren door de jeugdreclasseerder);
*verdachte verboden wordt om zich op of in de directe omgeving van de plaats delict te bevinden, mede vanwege zijn eigen veiligheid; gemonitord door een Elektronisch Controle. De Elektronisch Controle zal langzaam afgebouwd kunnen worden, onder regie van de jeugdreclassering;
*verdachte zich blijft houden aan een social-mediaverbod, waarbij het verdachte verboden wordt om zonder toezicht van ouders zich te bevinden op social media en op zijn telefoon; dit ter bescherming van verdachte zelf en van het slachtoffer;
waarbij de WSJ opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de nakoming van de bijzondere voorwaarden.
Daarnaast adviseert de Raad om aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [zittingsvertegenwoordiger bij de Raad voor de Kinderbescherming] namens de Raad voornoemd advies goeddeels gehandhaafd en daarbij opgemerkt dat een locatieverbod voor verdachte als bijzondere voorwaarde niet nodig is. Volgens de Raad strekt een dergelijke voorwaarde te ver, nu het betreffende winkelcentrum in de directe woonomgeving van verdachte ligt. Daarnaast dient bij de bijzondere voorwaarden het gegeven advies aangevuld te worden met de zinsnede ‘zolang de WSJ dat in overleg met de officier van justitie noodzakelijk acht’. Hoewel verdachte zich in de afgelopen periode goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, wordt ingeschat dat hij nog lange tijd toezicht nodig zal hebben. Dit nu verdachte uitdraagt dat, ondanks dat hij bereid is hieraan mee te werken, hij geen hulp nodig heeft. Omdat de intrinsieke motivatie derhalve nog niet aanwezig is, acht de Raad het van belang dat verdachte (intensieve) behandeling krijgt geboden binnen het strafrechtelijk kader, zodat de kans op recidive wordt verkleind.
De heer [jeugdreclasseerder] heeft ter zitting -namens de WSJ- aangegeven, dat verdachte zich in de afgelopen periode goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De risico’s die ten tijde van de schorsing aanwezig waren, zijn echter nog steeds aanwezig. Er zijn nog steeds spanningen tussen de twee jongerengroepen. Daarnaast is het van groot belang dat voor verdachte en zijn familie de noodzakelijke behandeling wordt ingezet. De heer Mud staat achter het advies van de Raad met betrekking tot de strafoplegging.
Met betrekking tot de strafoplegging overweegt de rechtbank verder nog het volgende.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke straf op zijn plaats is. De rechtbank heeft bij de bepaling van de modaliteit en de duur van de straf acht geslagen op de straffen die min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd. Gelet hierop is in beginsel een jeugddetentie van geruime duur passend en geboden. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank op grond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan het voorarrest evenwel niet op zijn plaats. Hierbij neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking de jeugdige leeftijd van verdachte (15 ten tijde van het feit) en het feit dat hij first offender is. Verder is van belang de verminderde toerekenbaarheid van verdachte en de persoonlijke problematiek van verdachte die uit het PO naar voren komt. Ook is meegewogen dat verdachte 28 dagen vast heeft gezeten en dat hij zich, sinds de schorsing uit de voorlopige hechtenis, aan zeer strenge voorwaarden heeft gehouden en gedurende een geruime periode met zijn ouders in een ‘safe house’ heeft verbleven, waarbij zijn vrijheid ook ernstig ingeperkt is geweest. Verder staat verdachte sinds de schorsing onder elektronisch toezicht en heeft hij zich gehouden aan een locatieverbod en een avondklok. Ook is hij de afspraken met de WSJ nagekomen. De verwachting is dat verdachte -mede door de inzet van de ouders- zich aan de strenge voorwaarden zal (blijven) houden en dat hij kan profiteren van de beoogde (intensieve) behandelingen. Het in dit stadium terugsturen van verdachte naar een justitiële jeugdinrichting zal de positieve vorderingen die hij reeds heeft gemaakt doorkruisen, wat niet wenselijk is.
Tot slot heeft de rechtbank -in het voordeel van verdachte- acht geslagen op het feit dat het initiatief voor de confrontatie ter plekke uitging van de kant van [aangever] en [persoon 2], tegen de achtergrond van een lang lopend conflict tussen twee rivaliserende groepen.
De rechtbank zal daarom een groot deel van de aan verdachte op te leggen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen. Aan de op te leggen straf zullen algemene en bijzondere voorwaarden -zoals door de Raad is geadviseerd- worden verbonden met een proeftijd van twee (2) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van de proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met WSJ noodzakelijk. Nu de noodzaak tot behandeling van verdachte groot is, ziet de rechtbank aanleiding om dit ook via het opleggen van bijzondere voorwaarden te waarborgen.
De bijzondere voorwaarden zullen blijven gelden zolang de WSJ dat in overleg met de officier van justitie noodzakelijk acht.
Evenals de Raad, de officier van justitie en de raadsvrouw, acht de rechtbank een locatieverbod bij ’t Kalf in Zaandam als bijzondere voorwaarde niet noodzakelijk en een te grote inbreuk op de bewegingsvrijheid van verdachte, nu dit zijn directe woonomgeving betreft. Daar komt bij dat het slachtoffer niet in dezelfde stad woont, zodat het risico klein is dat het slachtoffer verdachte aldaar tegen komt.
Omdat het een zeer ernstig feit betreft en de rechtbank het van belang vindt dat verdachte de consequenties van het delict ervaart, is naar het oordeel van de rechtbank, naast een (on)voorwaardelijke jeugddetentie en de bijzondere voorwaarden waaraan verdachte zich moet houden, ook een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 160 uren op zijn plaats.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden en toezicht
Gelet op de omstandigheid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten een poging tot doodslag, en gelet op het feit dat er op meerdere leefgebieden zorgen bestaan omtrent verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank ambtshalve bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.