Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 april 2020 met producties 1 tot en met 15 van de zijde van [eiseres/verweerster] ;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 3 van de zijde van [gedaagde/eiser] ;
- de repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie met producties 16 tot en met 25 van de zijde van [eiseres/verweerster] ;
- de dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie tevens vermeerdering van eis met producties 4 tot en met 12 van de zijde van [gedaagde/eiser] ;
- de dupliek in reconventie tevens akte uitlating van de zijde van [eiseres/verweerster] .
2.De feiten
(…) Uw client is er mee akkoord dat de Spaanse woning incl. inboedel tegen de huidige hypotheekwaarde aan cliente wordt toebedeeld. Partijen zijn het er over eens dat de kosten die gepaard gaan met de eigendomsoverdracht van deze woning door partijen bij helfte worden gedeeld, waarbij uw client de notaris zal aanwijzen. Voorts zullen partijen de gemeentelijke belastingen en community costs tot 1 juni 2019 ieder voor de helft dragen.
- 8,5% overdrachtsbelasting (over 150/m)
- evt vertalingskosten van de Nederlandse documenten naar Spaans (ca 1000 euro)
- notaris ca 1000 euro
- advocaat ca 4000 euro
- hypotheekkosten ca 1000 euro (0,25% van uitstaande bedrag)
3.Het geschil
4.De beoordeling
in conventie
openstaandekosten moet betalen. Volgens [gedaagde/eiser] moet bij de vaststelling van de verdeling van de kosten rekening worden gehouden met het feit dat hij sinds het uiteengaan van partijen in 2015 reeds meer dan de helft van alle kosten van de Spaanse woning heeft voldaan. Het op 5 juni 2019 openstaande bedrag betreft dus het aandeel van [eiseres/verweerster] in die kosten sinds 2015, en komt daarom volledig voor rekening van [eiseres/verweerster] , aldus [gedaagde/eiser] .
Indien de helft van de kosten verbonden aan de overdracht, gemeentelijke belastingenen community costslager uitpakken dan € 10.000 zal het surplus aan uw client worden teruggestort” (onderstreping door de voorzieningenrechter). De door [eiseres/verweerster] gegeven uitleg, namelijk dat partijen met de schikking van 5 juni 2019 beoogden een streep te zetten onder de lopende discussies over de vraag wie welke kosten sinds 2015 had betaald, door af te spreken dat zij ieder de helft zouden betalen van de nog openstaande kosten, ligt daarom veel meer voor de hand. Omdat [eiseres/verweerster] voldoende heeft onderbouwd dat de openstaande kosten € 2.045,30 bedroegen en zij dit volledige bedrag reeds heeft betaald, zal [gedaagde/eiser] veroordeeld worden toestemming te geven om de helft van dit bedrag (dus € 1.022,65) aan [eiseres/verweerster] uit te keren uit het depot.