ECLI:NL:RBNHO:2020:4536

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
C/15/300402 / KG ZA 20-148
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de afwikkeling van een huwelijk en de uitvoering van een echtscheidingsconvenant

In deze zaak, die op 10 juni 2020 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee partijen die in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd zijn geweest. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. I. Vledder, vordert nakoming van een schikking die op 5 juni 2019 is bereikt in een eerdere bodemprocedure. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. A.B. Scheerder-Lamme, heeft zich beroepen op de ontbinding van deze schikking. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is voor de eiseres, omdat de hypotheekhouder van de Spaanse woning bereid is om de hypotheekrenteachterstand kwijt te schelden, mits de overdracht van de woning zo snel mogelijk plaatsvindt. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde verplicht is om mee te werken aan de uitvoering van de schikking en heeft hem veroordeeld tot het ondertekenen van de akte van verdeling en de volmacht bij de notaris. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de eiseres en tot het voldoen van de helft van de notariskosten. In reconventie heeft de gedaagde ook vorderingen ingesteld, maar deze zijn grotendeels afgewezen. De rechter heeft bepaald dat de kosten van de overdracht van de woning door beide partijen gezamenlijk gedragen moeten worden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/300402 / KG ZA 20-148
Vonnis in kort geding van 10 juni 2020
in de zaak van
[eiseres/verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. I. Vledder te Amsterdam,
tegen
[gedaagde/eiser],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat: mr. A.B. Scheerder-Lamme te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Op grond van de “Tijdelijk afwijkende regeling kort gedingen rechtbanken handel/familie vanwege de bijzondere omstandigheden door de Corona-crisis” heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de procedure schriftelijk wordt gevoerd. Er heeft daarom geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 april 2020 met producties 1 tot en met 15 van de zijde van [eiseres/verweerster] ;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 3 van de zijde van [gedaagde/eiser] ;
  • de repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie met producties 16 tot en met 25 van de zijde van [eiseres/verweerster] ;
  • de dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie tevens vermeerdering van eis met producties 4 tot en met 12 van de zijde van [gedaagde/eiser] ;
  • de dupliek in reconventie tevens akte uitlating van de zijde van [eiseres/verweerster] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn op [datum] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. De beschikking is op [datum] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Tot de huwelijkse gemeenschap behoorden onder meer een echtelijke woning aan de [adres] (hierna: [woning1] ), een woning aan het [adres] (hierna: [woning2] ), en een woning aan de [adres] (hierna: de Spaanse woning).
2.3.
Partijen hebben over de afwikkeling van hun huwelijk afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een echtscheidingsconvenant van 30 augustus 2015 (hierna: het convenant). Daarin zijn partijen overeengekomen dat [woning1] wordt toebedeeld aan [gedaagde/eiser] en dat [woning2] wordt toebedeeld aan [eiseres/verweerster] , beide tegen de op dat moment geldende waarde van de hypothecaire geldleningen, en onder de opschortende voorwaarde van ontslag van de andere partij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. In artikel 3.12 van het convenant is voorts over [woning2] het volgende overwogen:
“(…) Partijen geven hierbij opdracht aan notaris mr. S.A. Leegstra of diens plaatsvervanger om, zo mogelijk binnen twee maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, een notariële akte te verlijden waarbij de in art. 3.9 genoemde onroerende zaak goederenrechtelijk aan de vrouw geleverd wordt. De kosten van deze akte en de verdere kosten verbonden aan de inschrijving zullen partijen gelijkelijk dragen.”
2.4.
In een addendum bij het convenant van 30 augustus 2015 zijn partijen verder overeengekomen dat de Spaanse woning te koop zal worden aangeboden en dat de verkoopopbrengst (na aftrek van de hypothecaire geldlening en de verkoopkosten) tussen partijen zal worden gedeeld. Ook hebben partijen afgesproken dat zij gebruik kunnen maken van de Spaanse woning totdat de woning is verkocht zonder dat zij daarvoor een vergoeding aan elkaar verschuldigd zijn, en dat zij de lasten van de Spaanse woning ieder voor de helft zullen voldoen.
2.5.
[woning1] is uiteindelijk niet geleverd aan [gedaagde/eiser] , maar door partijen verkocht aan een derde. De levering aan de koper heeft plaatsgevonden op 7 juni 2019.
2.6.
[gedaagde/eiser] heeft [eiseres/verweerster] op 14 maart 2019 gedagvaard, waarna [eiseres/verweerster] een eis in reconventie heeft ingesteld (hierna: de bodemprocedure). In het kader van de bodemprocedure hebben partijen een schikking bereikt, die in de e-mail van 5 juni 2019 (16.16 uur) van de advocate van [eiseres/verweerster] aan de advocate van [gedaagde/eiser] is vastgelegd (hierna: de schikking van 5 juni 2019). Die e-mail luidt voor zover hier van belang als volgt:

(…) Uw client is er mee akkoord dat de Spaanse woning incl. inboedel tegen de huidige hypotheekwaarde aan cliente wordt toebedeeld. Partijen zijn het er over eens dat de kosten die gepaard gaan met de eigendomsoverdracht van deze woning door partijen bij helfte worden gedeeld, waarbij uw client de notaris zal aanwijzen. Voorts zullen partijen de gemeentelijke belastingen en community costs tot 1 juni 2019 ieder voor de helft dragen.
De kosten verbonden aan de overdracht zijn de navolgende, zie ook mijn e-mail van vandaag om 12.29 uur:
  • 8,5% overdrachtsbelasting (over 150/m)
  • evt vertalingskosten van de Nederlandse documenten naar Spaans (ca 1000 euro)
  • notaris ca 1000 euro
  • advocaat ca 4000 euro
  • hypotheekkosten ca 1000 euro (0,25% van uitstaande bedrag)
Ter bestrijding van deze kosten door uw client zal bij de notaris aankomende vrijdag een bedrag van € 10.000 in depot blijven staan. Indien de helft van de kosten verbonden aan de overdracht, gemeentelijke belastingen en community costs lager uitpakken dan € 10.000 dan zal het surplus aan uw client worden teruggestort. (…)
Cliente zal uw client inlichten over het leveringstraject en uw client informeren met betrekking tot de te verstrekken overdrachten, alsmede zijn toestemming verzoeken. Zij zal de facturen aan hem verstrekken. (…)”
2.7.
In plaats van het depot bij de notaris is een bedrag van € 10.000 gestort op de derdengeldrekening van de advocate van [eiseres/verweerster] (hierna: het depot).
2.8.
Omdat [gedaagde/eiser] zich vervolgens heeft beroepen op de ontbinding van de schikking van 5 juni 2019, heeft op 6 september 2019 een comparitie plaatsgevonden in de bodemprocedure. Blijkens het door deze rechtbank opgestelde proces-verbaal van de zitting, dat door beide partijen is ondertekend, zijn partijen overeengekomen dat zij de afspraken die zijn vastgelegd in het e-mailbericht van de advocate van [eiseres/verweerster] van 5 juni 2019, 16.16 uur, alsnog terstond en volledig zullen nakomen.
2.9.
Partijen hebben na de zitting van 6 september 2019 wederom gecorrespondeerd over de nakoming van de schikking van 5 juni 2019, maar daaraan is tot op heden geen uitvoering gegeven. [gedaagde/eiser] heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat [eiseres/verweerster] haar verplichting om [woning2] van hem over te nemen moet nakomen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres/verweerster] vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde/eiser] veroordeelt tot nakoming van de schikking van 5 juni 2019, door partijen bevestigd ter zitting op 6 september 2019, door:
binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de akte van verdeling en de volmacht bij de notaris te ondertekenen waarmee de onverdeelde helft van [gedaagde/eiser] in de Spaanse woning tegen de huidige hypotheekwaarde aan [eiseres/verweerster] wordt geleverd;
binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de advocaat van [eiseres/verweerster] schriftelijk toestemming te geven om vanuit haar derdengeldrekening het bedrag van € 630,69 aan de notaris te voldoen;
binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de advocaat van [eiseres/verweerster] schriftelijk toestemming te geven om vanuit haar derdengeldrekening het bedrag van € 1.022,65 aan [eiseres/verweerster] te voldoen;
binnen twee dagen na een daartoe strekkend verzoek van de advocaat van [eiseres/verweerster] , haar toestemming te geven vanuit haar derdengeldrekening de helft van de kosten verbonden aan de overdracht (te weten 8,5% overdrachtsbelasting, vertalingskosten, Spaanse notaris, Spaanse advocaat en hypotheekkosten) te voldoen;
indien [gedaagde/eiser] niet meewerkt aan de toedeling van de Spaanse woning (bijvoorbeeld het niet ondertekenen van de akte van verdeling en/of volmacht en/of instemming met betaling van de overeengekomen lasten), bepaalt dat [gedaagde/eiser] een dwangsom van € 1.000 verbeurt voor iedere dag dan wel dagdeel dat hij in gebreke blijft;
[gedaagde/eiser] veroordeelt het bedrag van € 1.575 aan [eiseres/verweerster] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagde/eiser] veroordeelt het bedrag van € 3.815,20 aan [eiseres/verweerster] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
een en ander met veroordeling van [gedaagde/eiser] in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten.
3.2.
[gedaagde/eiser] voert verweer, dat hierna, voor zover van belang, zal worden besproken.
in reconventie
3.3.
[gedaagde/eiser] vordert na wijziging van eis dat de voorzieningenrechter, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
bepaalt dat [eiseres/verweerster] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van € 472,97 aan [gedaagde/eiser] dient te voldoen;
bepaalt dat [eiseres/verweerster] binnen twee dagen na een betaling door [eiseres/verweerster] van kosten verbonden aan de levering van de Spaanse woning aan [gedaagde/eiser] een betaalbewijs verstrekt;
[eiseres/verweerster] veroordeelt medewerking te verlenen aan de levering van [woning2] aan haar, onder de verplichting de hypothecaire geldlening bij ABN Amro geheel voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en [gedaagde/eiser] te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening binnen twee weken na betekening van dit vonnis, en bepaalt dat indien binnen twee weken na betekening van dit vonnis medewerking van [eiseres/verweerster] ontbreekt, dit vonnis de voor de levering van de juridische eigendomsoverdracht noodzakelijke rechtshandelingen van [eiseres/verweerster] zal vervangen, en met de bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële akte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van [eiseres/verweerster] , en [eiseres/verweerster] veroordeelt in de notariskosten van de levering van de onroerende zaak;
een en ander met veroordeling van [eiseres/verweerster] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.4.
[eiseres/verweerster] voert verweer, dat hierna, voor zover van belang, zal worden besproken.

4.De beoordeling

in conventie

spoedeisend belang
4.1.
Voor toewijzing van de vorderingen in kort geding is vereist dat [eiseres/verweerster] daarbij een voldoende spoedeisend belang heeft. Zij heeft haar spoedeisend belang onder meer onderbouwd met het betoog dat de (huidige) hypotheekhouder van de Spaanse woning bereid is om de hypotheekrenteachterstand en een eventuele boete kwijt te schelden, mits de overdracht van de Spaanse woning aan [eiseres/verweerster] zo snel mogelijk plaats vindt. [gedaagde/eiser] heeft het spoedeisend belang betwist, omdat de bank geen harde termijn heeft gesteld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde/eiser] daarmee te hoge eisen stelt aan het spoedeisend belang. Voldoende is dat van [eiseres/verweerster] niet kan worden gevergd dat zij een (nieuwe) bodemprocedure afwacht. Mede gezien het feit dat [eiseres/verweerster] al sinds (in ieder geval) 5 juni 2019 tevergeefs aandringt op nakoming van de afspraken over de Spaanse woning, en [gedaagde/eiser] onder meer ter zitting op 6 september 2019 in de reeds tussen partijen gevoerde bodemprocedure heeft toegezegd die afspraken na te komen, hetgeen hij tot op heden niet heeft gedaan, is het spoedeisend belang van [eiseres/verweerster] voldoende gebleken.
vorderingen 1 en 2 (nakoming schikking van 5 juni 2019)
4.2.
Vordering 1 strekt tot nakoming van de schikking van 5 juni 2019. [gedaagde/eiser] betwist niet (meer) dat hij aan de schikking van 5 juni 2019 is gebonden, maar stelt zich op het standpunt dat [eiseres/verweerster] in schuldeisersverzuim verkeert, omdat zij weigert medewerking te verlenen aan de overdracht van [woning2] , zij weigert deugdelijke stukken aan te leveren, en omdat zij vanwege de uitbraak van het corona-virus in quarantaine was, waardoor de ondertekening van de volmacht bij de notaris niet op de afgesproken dag kon plaatsvinden.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat de vraag of [eiseres/verweerster] verplicht is mee te werken aan de overdracht van [woning2] zal worden beoordeeld in reconventie. Indien daarvan veronderstellenderwijs wordt uitgegaan, rechtvaardigt dat nog geen beroep op schuldeisersverzuim in de zin van artikel 6:58 BW, omdat gesteld noch gebleken is dat de weigering van [eiseres/verweerster] om medewerking te verlenen aan de levering van [woning2] , de levering van de Spaanse woning verhindert. Het betoog van [gedaagde/eiser] dat [eiseres/verweerster] heeft nagelaten stukken aan te leveren (aan de notaris) die noodzakelijk zijn voor de levering van de Spaanse woning, heeft [gedaagde/eiser] voorts onvoldoende concreet toegelicht. Hij heeft immers niet gesteld welke noodzakelijke stukken ontbreken, terwijl uit de overgelegde correspondentie met de notaris kan worden afgeleid dat het dossier gereed is. Ook de stelling van [gedaagde/eiser] dat [eiseres/verweerster] in quarantaine was vanwege het corona-virus (hetgeen [eiseres/verweerster] overigens betwist), kan niet leiden tot een succesvol beroep op schuldeisersverzuim. Zowel [eiseres/verweerster] als de notaris hebben immers aan [gedaagde/eiser] gemeld dat de ondertekening van de volmacht door [gedaagde/eiser] kan plaatsvinden zonder aanwezigheid van [eiseres/verweerster] .
4.4.
Voor zover [gedaagde/eiser] zich beroept op opschorting totdat [eiseres/verweerster] meewerkt aan de levering van [woning2] (artikel 6:59 BW jo. artikel 6:52 BW), overweegt de voorzieningenrechter dat [eiseres/verweerster] er terecht op heeft gewezen dat de levering van [woning2] in de schikking van 5 juni 2019 in het geheel niet is genoemd. Hieruit leidt de voorzieningenrechter voorshands af, dat partijen zijn overeengekomen dat de verplichting van [gedaagde/eiser] uit de schikking van 5 juni 2019 (medewerking aan de overdracht van de Spaanse woning aan [eiseres/verweerster] ) éérst dient te worden verricht, en dat [gedaagde/eiser] in dit geval geen opschortingsrecht toekomt op grond van de omstandigheid dat [eiseres/verweerster] niet meewerkt aan de overdracht van [woning2] . Daarbij komt nog dat [eiseres/verweerster] in reconventie zal worden veroordeeld medewerking te verlenen aan de levering van [woning2] , zodat het belang van [gedaagde/eiser] bij het beroep op een eventueel opschortingsrecht daarmee (hoe dan ook) is komen te vervallen.
4.5.
Dit betekent dat vordering 1 onder a (de veroordeling van [gedaagde/eiser] om de volmacht en de akte van verdeling van de Spaanse woning bij de notaris te ondertekenen) wordt toegewezen. Omdat [gedaagde/eiser] daarvoor afhankelijk is van de beschikbaarheid van de notaris, zal de termijn waarbinnen hij moet voldoen aan de veroordeling worden bepaald op uiterlijk tien werkdagen na betekening van het vonnis.
4.6.
Ook vordering 1 onder b (de veroordeling van [gedaagde/eiser] om toestemming te geven om de helft van de notariskosten aan de notaris te betalen uit het depot) is toewijsbaar. [gedaagde/eiser] heeft niet weersproken dat hij op grond van de schikking van 5 juni 2019 verplicht is om de helft van de notariskosten uit het depot te voldoen. [eiseres/verweerster] heeft voorts de nota van de notaris overgelegd, alsmede bewijs van het feit dat zij reeds de andere helft van die nota heeft voldaan. [gedaagde/eiser] heeft aangevoerd dat de datum van de levering nog niet bekend is en dat de betaling aan de notaris pas hoeft plaats te vinden op de dag van de levering. Met dit betoog miskent [gedaagde/eiser] echter dat de werkzaamheden van de notaris voor het overgrote deel reeds zijn verricht (de volmacht en akte van verdeling zijn opgesteld), en dat (zodra [gedaagde/eiser] daaraan zijn medewerking verleent) de akte van verdeling op zeer korte termijn door de notaris kan worden verleden. Omdat de verschuldigdheid van de nota daarmee vast staat, ziet de voorzieningenrechter geen reden om de betaling van de nota aan de notaris uit te stellen tot het laatste moment, zoals [gedaagde/eiser] voorstelt, nu dit slechts tot nieuwe problemen en vertraging van de levering van de Spaanse woning zou kunnen leiden. [eiseres/verweerster] heeft er daarom voldoende belang bij dat de resterende helft van de nota van de notaris zo spoedig mogelijk wordt voldaan uit het depot.
4.7.
Tevens vordert [eiseres/verweerster] dat [gedaagde/eiser] wordt veroordeeld toestemming te geven om uit het depot een bedrag van € 1.022,65 te voldoen aan [eiseres/verweerster] (vordering 1 sub c), zijnde de helft van de ten tijde van de schikking van 5 juni 2019 openstaande kosten van de Spaanse woning (de zogenaamde community costs) tot 1 juni 2019. [gedaagde/eiser] betwist echter dat in de schikking van 5 juni 2019 is afgesproken dat hij de helft van de
openstaandekosten moet betalen. Volgens [gedaagde/eiser] moet bij de vaststelling van de verdeling van de kosten rekening worden gehouden met het feit dat hij sinds het uiteengaan van partijen in 2015 reeds meer dan de helft van alle kosten van de Spaanse woning heeft voldaan. Het op 5 juni 2019 openstaande bedrag betreft dus het aandeel van [eiseres/verweerster] in die kosten sinds 2015, en komt daarom volledig voor rekening van [eiseres/verweerster] , aldus [gedaagde/eiser] .
4.8.
Dit geschil tussen partijen komt neer op de vraag hoe de schikking van 5 juni 2019 op dit punt moet worden uitgelegd. De voorzieningenrechter kan in dit kort geding die uitleg niet tussen partijen vaststellen, maar slechts een voorziening treffen op grond van een voorlopig oordeel. Daarbij laat de voorzieningenrechter de inhoud van de e-mail van 5 juni 2019 (11.30 uur) buiten beschouwing, nu [eiseres/verweerster] die e-mail niet heeft overgelegd, en zij zich pas in de conclusie van dupliek in reconventie op die e‑mail heeft beroepen, waardoor [gedaagde/eiser] daarop niet meer heeft kunnen reageren. De voorzieningenrechter is echter tevens van voorlopig oordeel dat de door [gedaagde/eiser] gegeven uitleg van de schikking van 5 juni 2019, die tot strekking heeft dat hij niets meer verschuldigd is, niet is te rijmen met het feit dat hij in de schikking van 5 juni 2019 eveneens met [eiseres/verweerster] is overeengekomen dat zijn aandeel in de kosten zal worden voldaan uit het depot. De voorzieningenrechter wijst in dit verband in het bijzonder op de navolgende zinsnede in de schikking van 5 juni 2019: “
Indien de helft van de kosten verbonden aan de overdracht, gemeentelijke belastingenen community costslager uitpakken dan € 10.000 zal het surplus aan uw client worden teruggestort” (onderstreping door de voorzieningenrechter). De door [eiseres/verweerster] gegeven uitleg, namelijk dat partijen met de schikking van 5 juni 2019 beoogden een streep te zetten onder de lopende discussies over de vraag wie welke kosten sinds 2015 had betaald, door af te spreken dat zij ieder de helft zouden betalen van de nog openstaande kosten, ligt daarom veel meer voor de hand. Omdat [eiseres/verweerster] voldoende heeft onderbouwd dat de openstaande kosten € 2.045,30 bedroegen en zij dit volledige bedrag reeds heeft betaald, zal [gedaagde/eiser] veroordeeld worden toestemming te geven om de helft van dit bedrag (dus € 1.022,65) aan [eiseres/verweerster] uit te keren uit het depot.
4.9.
Ook de vordering om [gedaagde/eiser] te veroordelen toestemming te geven om de helft van de overige kosten van de overdracht van de Spaanse woning te laten uitbetalen uit het de depot (vordering 1 sub d) is in overeenstemming met de schikking van 5 juni 2019 en daarom toewijsbaar. Wel dient [eiseres/verweerster] bij een verzoek om betaling van die kosten de onderliggende factuur te voegen, nu partijen dat in de schikking van 5 juni 2019 hebben afgesproken, alsmede een bewijs dat zij haar deel van de factuur (de helft) heeft betaald. Indien [eiseres/verweerster] verzoekt dat de kosten aan haar worden uitgekeerd, dient zij aan te tonen dat zij de volledige factuur reeds heeft voldaan. [gedaagde/eiser] mag aan zijn toestemming tot betaling van de kosten uit het depot echter geen andere voorwaarden verbinden (bijvoorbeeld een gedetailleerde specificatie), nu partijen dat niet zijn overeengekomen.
4.10.
Aan bovenstaande veroordelingen zal een dwangsom worden verbonden, zoals door [eiseres/verweerster] gevorderd (vordering 2). Gelet op het tijdsverloop sinds de schikking van 5 juni 2019 en de herhaalde sommaties van [eiseres/verweerster] waaraan [gedaagde/eiser] niet heeft voldaan (ondanks de getroffen regeling ter zitting van 6 september 2019 die is vastgelegd in het proces-verbaal), is voldoende duidelijk geworden dat voor een prikkel tot nakoming aanleiding bestaat. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd op de wijze als in de beslissing vermeld.
vordering 3 (gebruiksvergoeding Spaanse woning)
4.11.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde/eiser] in juli 2019 twee of drie weken gebruik heeft gemaakt van de Spaanse woning samen met zijn gezin. [eiseres/verweerster] betoogt dat het gebruik van de Spaanse woning door [gedaagde/eiser] onrechtmatig was en dat [gedaagde/eiser] een gebruiksvergoeding aan [eiseres/verweerster] verschuldigd is van € 75 per dag, althans (subsidiair) dat [gedaagde/eiser] de energierekening voor die periode ter hoogte van € 94,26 aan haar dient te vergoeden. [gedaagde/eiser] betwist dat hij een gebruiksvergoeding verschuldigd is, omdat hij nog steeds juridisch eigenaar is van de Spaanse woning (samen met [eiseres/verweerster] ). Ook stelt hij dat de energierekening onvoldoende gespecificeerd is.
4.12.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de schikking van 5 juni 2019 geen afspraken zijn gemaakt over het gebruik van de Spaanse woning door [gedaagde/eiser] voorafgaand aan de overdracht aan [eiseres/verweerster] . Wel is afgesproken dat [eiseres/verweerster] vanaf 1 juni 2019 de kosten volledig zelf zal dragen, hetgeen zij ook heeft gedaan. Reeds omdat [gedaagde/eiser] voor de periode waarin hij gebruik maakte van de Spaanse woning, niet heeft bijgedragen aan de kosten van de Spaanse woning, is de voorzieningenrechter van voorlopig oordeel dat [gedaagde/eiser] aan [eiseres/verweerster] voor die periode een kostenvergoeding verschuldigd is. Daarbij is niet van belang of het gebruik van de Spaanse woning door [gedaagde/eiser] moet worden aangemerkt als onrechtmatig, en of de vakantie van [gedaagde/eiser] naar de Spaanse woning al gepland/geboekt was ten tijde van de schikking van 5 juni 2019, zodat het antwoord op die vragen in dit kort geding in het midden kan blijven.
4.13.
Dat de door [gedaagde/eiser] verschuldigde vergoeding € 75 per dag bedraagt, is door [eiseres/verweerster] echter onvoldoende onderbouwd. Wel heeft zij voldoende onderbouwd dat de energierekening voor de Spaanse woning voor de periode van 8 juli 2019 tot en met 10 augustus 2019 € 94,26 bedroeg. [gedaagde/eiser] heeft hiertegen aangevoerd dat hij slechts twee weken in juli 2019 in de Spaanse woning is verbleven. Volgens [eiseres/verweerster] treft dit verweer geen doel, omdat de Spaanse woning niet door anderen is gebruikt in de periode waarop de energierekening ziet, hetgeen door [gedaagde/eiser] onvoldoende concreet is weersproken. Er is immers niet gebleken dat [eiseres/verweerster] de Spaanse woning in die periode zelf heeft gebruikt of aan anderen in gebruik heeft gegeven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres/verweerster] hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde/eiser] in een eventuele bodemprocedure veroordeeld zal worden tot betaling aan [eiseres/verweerster] van een kostenvergoeding van € 94,26. Het betoog van [gedaagde/eiser] dat [eiseres/verweerster] geen hypotheekrente hoeft te betalen voor de Spaanse woning, en dat de volledige overwaarde van de Spaanse woning aan [eiseres/verweerster] wordt toebedeeld, doet hier niet aan af, nu bij [gedaagde/eiser] geen hypotheekkosten in rekening worden gebracht en [gedaagde/eiser] bovendien in de schikking van 5 juni 2019 zelf heeft ingestemd met deze toedeling van de overwaarde aan [eiseres/verweerster] (voor zover al sprake is van een overwaarde, hetgeen [eiseres/verweerster] betwist). Het bedrag van € 94,26 (vermeerderd met de onweersproken wettelijke rente vanaf 27 november 2019) is daarom toewijsbaar.
vordering 4 (onttrekking geld Spaanse bankrekening)
4.14.
[eiseres/verweerster] vordert tevens dat [gedaagde/eiser] wordt veroordeeld tot betaling van € 3.815,20, zijnde het bedrag dat [gedaagde/eiser] volgens [eiseres/verweerster] ten onrechte heeft overgemaakt vanaf een Spaanse bankrekening. [gedaagde/eiser] heeft deze vordering betwist, onder meer omdat partijen in de schikking van 5 juni 2019 finale kwijting zijn overeengekomen, en omdat de Spaanse bankrekening niet alleen op naam van [eiseres/verweerster] staat, maar ook op naam van [gedaagde/eiser] .
4.15.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres/verweerster] ten aanzien van deze vordering onvoldoende heeft gesteld. Onbesproken is gebleven wie de gerechtigde is van het tegoed op deze bankrekening (hetgeen mogelijk beoordeeld zal moeten worden naar Spaans recht, waarover geen van partijen zich heeft uitgelaten). De stelling dat (vooral) [eiseres/verweerster] de rekening voedde, volstaat daartoe niet, ook gezien de betwisting door [gedaagde/eiser] . Derhalve is onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiseres/verweerster] een aanspraak heeft op [gedaagde/eiser] , zodat deze vordering zal worden afgewezen.
proceskosten in conventie
4.16.
Omdat partijen voormalig echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Hetgeen partijen over en weer hierover hebben aangevoerd vormt onvoldoende aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
in reconventie
spoedeisend belang
4.17.
[eiseres/verweerster] heeft het spoedeisende belang bij toewijzing van de vorderingen van [gedaagde/eiser] betwist, omdat [gedaagde/eiser] geen hinder ondervindt van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening voor [woning2] , nu [eiseres/verweerster] de maandelijkse hypotheeklasten betaalt en [gedaagde/eiser] kennelijk in staat was een nieuwe woning te kopen. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat dit het spoedeisend belang van [gedaagde/eiser] in dit geval niet wegneemt. [gedaagde/eiser] heeft namelijk toegelicht dat hoewel partijen al in 2015 hebben afgesproken dat [woning2] (binnen twee maanden) aan [eiseres/verweerster] wordt toebedeeld, die levering nog steeds niet is geëffectueerd, en hij daardoor aansprakelijk blijft voor de hypothecaire schuld en de gemeentelijke belastingen, waardoor hij het risico loopt aangesproken te worden in het geval (om welke reden dan ook) [eiseres/verweerster] niet meer aan de verplichtingen voldoet. Ook heeft [gedaagde/eiser] aangevoerd dat beslag is gelegd op [woning2] en [eiseres/verweerster] in een procedure is verwikkeld met (onder andere) de VvE van [woning2] , terwijl [gedaagde/eiser] geen inzage heeft in die procedure(s), hetgeen hem zorgen baart. Nu [eiseres/verweerster] bovendien ondanks de verzoeken van [gedaagde/eiser] heeft aangegeven niet te zullen meewerken aan de levering van [woning2] , is het spoedeisend belang van [gedaagde/eiser] voldoende gebleken.
vordering 1 (kosten Spaanse woning)
4.18.
De eerste vordering van [gedaagde/eiser] is gegrond op het betoog dat [gedaagde/eiser] meer dan zijn aandeel (de helft) van de kosten van de Spaanse woning (community costs) in de periode van 2015 tot 1 juni 2019 heeft betaald, en dat hij het teveel betaalde bedrag van [eiseres/verweerster] terugvordert. Deze vordering is niet toewijsbaar, gelet op hetgeen in conventie is overwogen over de uitleg van de schikking van 5 juni 2019 (zie 4.8).
vordering 2 (verstrekken betalingsbewijs kosten Spaanse woning)
4.19.
[gedaagde/eiser] vordert dat [eiseres/verweerster] wordt veroordeeld tot het verstrekken van betaalbewijzen van de kosten voor de overdracht van de Spaanse woning. De voorzieningenrechter begrijpt het betoog van [gedaagde/eiser] aldus dat hij hierbij belang heeft, omdat de helft van die kosten wordt betaald uit het door hem gestelde depot. Dit belang wordt echter reeds ondervangen doordat in conventie is bepaald dat [gedaagde/eiser] slechts toestemming hoeft te geven aan de uitkering van de helft van de kosten uit het depot, nadat [eiseres/verweerster] aan [gedaagde/eiser] de factuur die aan die kosten ten grondslag ligt heeft verstrekt aan [gedaagde/eiser] , alsmede een bewijs dat [eiseres/verweerster] die factuur reeds heeft betaald (zie 4.9). Gelet hierop heeft [gedaagde/eiser] geen belang bij deze vordering in reconventie en zal deze vordering worden afgewezen.
vordering 3 (overdracht [woning2])
4.20.
[gedaagde/eiser] vordert dat [eiseres/verweerster] wordt veroordeeld medewerking te verlenen aan de overdracht van [woning2] aan haar, en er voor te zorgen dat [gedaagde/eiser] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Vooropgesteld wordt dat [eiseres/verweerster] daartoe in beginsel verplicht is, nu partijen dat reeds in 2015 zijn overeengekomen in het convenant. Dit heeft [eiseres/verweerster] als zodanig ook niet weersproken.
4.21.
[eiseres/verweerster] heeft zich echter tegen deze vordering verweerd met het betoog dat de overdracht van [woning2] in 2015 zou plaatsvinden maar toen niet is doorgegaan omdat [gedaagde/eiser] [woning1] niet heeft overgenomen, en dat de overdracht van [woning2] bovendien geen onderdeel uitmaakt van de schikking van 5 juni 2019. Dit doet echter niet af aan de verplichtingen van [eiseres/verweerster] uit het convenant. Voor zover [eiseres/verweerster] hiermee betoogt dat partijen van het convenant afwijkende afspraken hebben gemaakt, heeft zij dat betoog onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Het enkele feit dat [gedaagde/eiser] volgens [eiseres/verweerster] ten tijde van de schikking van 5 juni 2019 er mee bekend was dat [eiseres/verweerster] [woning2] wenste te verkopen, is daartoe onvoldoende. Dat partijen toen hebben afgesproken dat [eiseres/verweerster] niet meer verplicht is [woning2] over te nemen, maar dat zij [woning2] samen zouden gaan verkopen, zoals [eiseres/verweerster] lijkt te stellen, blijkt daaruit immers niet.
4.22.
Verder heeft [eiseres/verweerster] aangevoerd dat [woning2] op dit moment feitelijk onverkoopbaar is vanwege de lopende procedure tegen de VvE en de onzekere uitkomst daarvan. Wat hier verder ook van zij, duidelijk is dat dit niet in de weg staat aan de overdracht van [woning2] aan [eiseres/verweerster] zoals [gedaagde/eiser] vordert, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
4.23.
Daarnaast voert [eiseres/verweerster] aan dat de te maken belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen, omdat met het gevorderde ontslag uit aansprakelijkheid van [gedaagde/eiser] kosten gemoeid zullen zijn, terwijl de belangen van [gedaagde/eiser] bij behoud van de huidige situatie (totdat de procedure met de VvE is geëindigd, waarna [woning2] verkocht kan worden aan een derde) niet worden geschaad. Ook hierin wordt [eiseres/verweerster] niet gevolgd. [gedaagde/eiser] heeft aangevoerd dat zijn belangen wel degelijk worden geschaad, nu de onverdeeldheid met betrekking tot [woning2] al sinds 2015 voortduurt, ondanks de toen in het convenant gemaakte afspraken. Daarbij komt dat hoewel volgens [eiseres/verweerster] zij de kosten van [woning2] draagt en de door [gedaagde/eiser] betaalde gemeentelijke belastingen zijn verrekend, dit niet weg neemt dat [gedaagde/eiser] wel aansprakelijk blijft voor die schulden en dus een risico blijft lopen. Bovendien is niet uitgesloten dat de procedure met de VvE nog enige tijd kan duren, zodat aan de onzekerheid voor [gedaagde/eiser] voorlopig nog geen einde komt indien hij de verkoop van [woning2] moet afwachten. Tot slot is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van [gedaagde/eiser] bij zijn vordering er ook in is gelegen dat uit de door beide partijen geschetste voorgeschiedenis duidelijk wordt dat het enkele feit dat partijen nog gezamenlijk eigenaar zijn van [woning2] , reeds aanleiding is voor geschillen tussen partijen. Nu beide partijen tot uitgangspunt nemen dat de overdracht van [woning2] aan [eiseres/verweerster] en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde/eiser] zonder problemen mogelijk is, kan gezien het voorgaande van [eiseres/verweerster] worden gevergd dat zij daaraan uitvoering geeft. Het ligt voor de hand dat daaraan kosten verbonden zullen zijn, maar [eiseres/verweerster] heeft die kosten niet onderbouwd of geschat. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat die kosten niet in de weg staan aan de toewijzing van de vordering van [gedaagde/eiser] , omdat de belangen van [gedaagde/eiser] zwaarder wegen.
4.24.
Een en ander leidt tot de slotsom dat [eiseres/verweerster] zal worden veroordeeld medewerking te verlenen aan de overdracht van [woning2] aan [eiseres/verweerster] , en het ontslag van [gedaagde/eiser] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. [eiseres/verweerster] heeft aangevoerd dat een termijn van twee weken voor ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te kort is, omdat zij daarvoor afhankelijk is van de medewerking van (onder meer) ABN Amro. Omdat zij heeft nagelaten aan te geven welke termijn wel redelijk is, zal de voorzieningenrechter een termijn bepalen van twintig werkdagen.
4.25.
Bij de veroordeling van [eiseres/verweerster] om mee te werken aan de overdracht van [woning2] zal, in afwijking van de vordering van [gedaagde/eiser] , worden bepaald dat partijen de kosten van de overdracht gezamenlijk dragen (ieder voor de helft). Dat zijn zij immers overeengekomen in het convenant. Dat bij de afwikkeling van de verkoop van [woning1] de kosten anders zijn verdeeld volgens [gedaagde/eiser] , doet aan die afspraken over [woning2] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet af.
4.26.
Tevens zal, zoals gevorderd, worden bepaald dat bij gebreke van tijdige medewerking van [eiseres/verweerster] , het vonnis de voor de overdracht noodzakelijke rechtshandelingen van [eiseres/verweerster] vervangt. Dat [gedaagde/eiser] er daarnaast belang bij heeft dat wordt bepaald dat het vonnis in de plaats komt van de wilsverklaringen van [eiseres/verweerster] , is onvoldoende gebleken, zodat dit deel van de vorderingen zal worden afgewezen.
proceskosten in reconventie
4.27.
Omdat partijen voormalig echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde/eiser] tot nakoming van de afspraken die zijn vastgelegd in de e‑mail van de advocaat van [eiseres/verweerster] van 5 juni 2019 om 16.16 uur, door partijen bevestigd ter zitting op 6 september 2019, door:
binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis de akte van verdeling en de volmacht bij de notaris te ondertekenen waarmee de onverdeelde helft van [gedaagde/eiser] in de Spaanse woning tegen de huidige hypotheekwaarde aan [eiseres/verweerster] wordt geleverd;
binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de advocaat van [eiseres/verweerster] schriftelijk toestemming te geven om vanuit haar derdengeldrekening het bedrag van € 630,69 aan de notaris te voldoen;
binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de advocaat van [eiseres/verweerster] schriftelijk toestemming te geven om vanuit haar derdengeldrekening het bedrag van € 1.022,65 aan [eiseres/verweerster] te voldoen;
binnen twee dagen na een daartoe strekkend verzoek van de advocaat van [eiseres/verweerster] , haar toestemming te geven vanuit haar derdengeldrekening de helft van de kosten verbonden aan de overdracht (te weten 8,5% overdrachtsbelasting, vertalingskosten, Spaanse notaris, Spaanse advocaat en hypotheekkosten) te voldoen, mits bij dat verzoek is gevoegd de aan die kosten ten grondslag liggende factuur/bewijsstuk, alsmede een bewijs dat [eiseres/verweerster] haar deel van de factuur reeds heeft voldaan, of - indien het verzoek strekt tot uitkering aan [eiseres/verweerster] - een bewijs dat [eiseres/verweerster] de gehele factuur reeds heeft voldaan;
5.2.
veroordeelt [gedaagde/eiser] tot betaling van een dwangsom aan [eiseres/verweerster] van € 250 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet voldoet aan de in 5.1 onder a, b, c of d uitgesproken veroordelingen, tot een maximum van in totaal € 10.000 is bereikt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde/eiser] een bedrag van € 94,26 aan [eiseres/verweerster] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2019 tot de dag der algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten in conventie tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst af het anders of meer gevorderde in conventie;
in reconventie
5.7.
veroordeelt [eiseres/verweerster] medewerking te verlenen aan de levering van [woning2] aan haar, onder de verplichting de hypothecaire geldlening bij ABN Amro geheel voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en [gedaagde/eiser] te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening binnen twintig werkdagen na betekening van dit vonnis, en bepaalt dat indien binnen twintig werkdagen na betekening van dit vonnis medewerking van [eiseres/verweerster] ontbreekt, dit vonnis de voor de levering noodzakelijke rechtshandelingen van [eiseres/verweerster] zal vervangen, met bepaling dat de kosten van de levering van [woning2] door beide partijen gezamenlijk (ieder voor de helft) worden gedragen;
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
compenseert de proceskosten in reconventie tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.10.
wijst af het anders of meer gevorderde in reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Bellaart en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. M. Wouters, rolrechter, in tegenwoordigheid van de griffier op 10 juni 2020.